Ik heb dorst

‘Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond.’ (Johannes 19: 28 en 29)

 

Geen mens kan zonder drinken. Nu is water in ons werelddeel alom voorhanden. Werkelijke dorst kennen we niet. Dat is elders wel anders. Soms zien we beelden van uitgedroogd land, van dieren die sterven van dorst en van mensen die smachten naar een druppel drinkwater! Dorst is misschien wel één van de ergste kwellingen die een mens kan overkomen!

In deze lijdensweken volgen we Jezus in zijn laatste uren. We staan stil bij de laatste woorden, die Jezus aan het kruis heeft uitgesproken. Afgelopen zondag stonden we aan de voet van het kruis stil bij het vijfde kruiswoord. In het Grieks is het slechts één woord: ‘dorst!’ Jezus spreekt dit woord niet fluisterend uit. Jezus sterft aan het kruis niet als een martelaar, maar als de Koning die zijn leven zelf aflegt.

‘Ik heb dorst’, zegt Jezus. Daarmee maakt Jezus allereerst duidelijk dat Hij de Schrift vervuld. Verschillende psalmisten zingen over droogte en verlangen naar water. In Psalm 22 zingt de dichter, dat zijn ziel droog is als een potscherf. In Psalm 69 is iemand aan het woord, die zijn keel schor heeft geschreeuwd. In Psalm 63 zingt de Psalmist dat zijn leven zo dor en doods is als de woestijn in de zomerhitte. En Psalm 42 toont het beeld van een hijgend hert dat smacht naar fris water. Zo heeft Jezus aan het kruis de schriften vervuld.

Wanneer Jezus roept dat Hij dorst heeft, toont Hij zich één met ons mensen. Hij is onze broeder geworden. Er is werkelijk geen plekje menselijk leven of menselijk lijden waar Jezus niet is geweest. Als mensen kunnen we op heel veel manieren intens lijden, lichamelijk, psychisch of emotioneel. Welk lijden je ook treft, weet dat er een Heiland is, die hetzelfde lijden heeft ondergaan!

Wanneer Jezus op dit moment aan het kruis zegt dat Hij dorst heeft en daarmee iets te drinken vraagt, herinnert dat aan een het moment waarop Jezus onderweg is naar Galilea en terechtkomt bij de Jakobsbron. Dáár ontmoet Jezus een Samaritaanse vrouw, aan wie Hij iets te drinken vraagt. Zo is het ook aan het einde van zijn levensweg, wanneer Hij aan het kruis hangt, dat de Redder van de wereld de soldaten om drinken vraagt. De Redder van ons leven is degene die ervoor kiest om afhankelijk te zijn als de lijdende Knecht. Het doet ook denken aan het gedeelte waar Jezus tijdens het Loofhuttenfeest op het tempelplein staat en uitroept: ‘laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken.’ Hangend aan het kruis nodigt Hij ons van harte uit om bij Hem te komen en de ‘stromen van levend water te ontvangen’. Hij die dorst heeft, kan ons het levende water schenkt!

Wanneer Jezus heeft gevraagd om Hem te drinken te geven, wordt Hem door de soldaten een majoraantak met een spons gevuld met zure wijn gegeven. Toen Jezus op het bruiloftsfeest in Kana te gast was, raakte de wijn op. Hij gaf opdracht aan de dienaars om de watervaten te vullen met water. Toen zij de watervaten hadden gevuld en er een schep uitnamen was het wijn geworden. In dat teken laat Jezus zien dat Hij gekomen is om vreugde te scheppen. Nu krijgt Jezus aan het einde van zijn leven aan het kruis wijn te drinken. De zure wijn die Hij nu te drinken krijgt, heeft een wrange bijsmaak. De soldaten aan de voet van het kruis willen niet alleen het leven van Jezus zuur maken, maar ze willen nu ook het sterven van Jezus verzuren. Maar Jezus drinkt deze zure wijn aan het kruis opdat er vreugdewijn is voor ons.

J.W. Sparreboom