Uitstel

n.a.v. Psalm 13

Ik hoor David in zijn lied een vraag stellen. Het is een vraag aan de HEERE: ‘Hoe lang, HEERE?’ Ik hoor het nog een keer. En nog eens. Zelfs tot viermaal toe. De vragen beginnen op precies dezelfde manier. Telkens klinkt het: ‘Hoe lang, HEERE?’ Een vraag als een steeds terugkerend refrein. David zingt zijn vragen uit tot God.

Ik vind David ontzettend eerlijk. David komt tevoorschijn met de vragen van zijn leven. Tevoorschijn voor de HEERE. Er lijkt geen einde aan zijn vragen te komen. Kinderen blijven soms eindeloos vragen stellen. ‘Papa, waarom…?’ ‘Mama, wanneer…?’ David heeft in zijn lied wel iets weg van deze kinderen. Trouwens, misschien is ‘worden als een kind’ juist ook al je vragen uitspreken voor het aangezicht van de HEERE. Zoals kinderen bij hun vader en moeder… De ene vraag na de andere…

Mooi is dat: David zet geen masker op. David speelt geen mooi weer. David laat zich niet van zijn beste kant zien. David is gewoon David… ‘Hoe lang…?’ ‘Duurt het nog lang, HEERE?’ ‘David klaagt over uitstel van Gods hulp’, zo schrijven de Kanttekenaren van de Statenvertaling. Uitstel. Ik denk dan aan dat bekende gezegde: ‘Van uitstel komt afstel’…

Psalm 13 is geen vrolijke meezinger. Eerlijk is eerlijk. Naast die vier vragen klinken er ook behoorlijk sombere tonen in het lied van David. Het lied van David is niet om blij van te worden. David voelt zich vergeten door de HEERE. Ik hoor hem zingen over droefenis, over vijanden, over tegenstanders en… over de dood.

Ik moet opeens denken aan een uitspraak van Maarten Luther: ‘In het psalmboek kijken we al Gods kinderen in het hart’. Psalm 13 geeft een inkijk in het hart van David.

Deze David van Psalm 13 is dezelfde David als die van bijvoorbeeld van Psalm 18 – ‘Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur’.

David van Psalm 13 is ook David. Zo ken ik hem eigenlijk niet zo goed… Psalm 13 laat mij horen dat de levensweg van een christen niet de kortste weg is naar het succes. Psalm 13 laat mij horen dat een kind van God ook zo zijn of haar vragen heeft. Psalm 13 laat mij horen dat een gelovige die brandende vragen ook mag neerleggen voor Gods aangezicht.

Vier vragen aan de HEERE. Vier vragen die roepen om vier antwoorden… Van die antwoorden hoor ik echter niets. Totaal niets. Jammer is dat… Inderdaad: ‘Van uitstel komt afstel’. Dus toch! Zie je wel David: De HEERE heeft je vergeten! Hij heeft Zijn aangezicht voor je verborgen! Er mogen dan misschien geen antwoorden klinken: David zingt ondertussen echter wel verder.

Het einde van het lied van David vind ik heel anders klinken dan het begin. Ik hoor niets meer van droefenis, vijandschap en de dood. Aan het einde van de psalm klinken er heel andere klanken. Klanken van overgave en vertrouwen. Bevrijdend is dat. Verheugend ook.

Ik hoor David zingen over Gods goedertierenheid en Gods heil. Daaraan klampt David zich vast. Ondanks de omstandigheden. Nochtans. De goedertierenheid en het heil van God zijn als twee koorden waaraan David zich mag optrekken.

David wordt als een kind. Hij wordt klein voor de HEERE. Opnieuw. Mooi is dat. David wordt klein met het oog op de goedertierenheid en het heil van God. David wordt er klein onder.

‘k Ben een koninklijk kind, door de Vader bemind.


Om blij van te worden. Steeds weer opnieuw. Hoe mijn levensweg ook is. Al duurt het misschien nog lang. Al is het misschien mijn dagelijkse vraag: ‘Hoe lang nog, HEERE?’  Eén ding staat vast: bij mijn God is uitstel van hulp nog geen afstel van hulp. De HEERE Zelf is mij tot hulp en sterkte. Onze hulp is in de Naam des HEEREN…

Ds. L.W. den Boer