Wijze sprinkhanen

We kennen in het Nederlands vele aardige uitdrukkingen. Ik noem er een paar: ‘Klein, maar dapper’; ‘Wie niet sterk is, moet slim zijn’.

Dat zijn daarom zulke fijne uitdrukkingen, omdat ze je bemoedigen. Vaak voel je je een klein mens. Ja, als je jong bent, denk je dat je heel wat bent. In de loop van je leven kom je erachter dat jij toch uiteinde-lijk ook niet zoveel in de melk te brokken hebt. In het wereldgebeuren niet. Ook in je eigen leven niet. Natuurlijk heb je tot op zekere hoogte vrijheid om bepaalde dingen te doen en andere te laten. Maar toch, heel veel dingen, heel veel omstandigheden laten zich nu eenmaal niet verande-ren. Je bent klein van kracht. En als je klein bent en niet vermor-zeld wilt worden door andere mensen of door de omstandigheden, dan moet je slim zijn.

Nu lezen we in de Bijbel ook over slim-zijn. Eigenlijk staat het er nog wat anders: het gaat niet over slim-zijn, maar wijs-zijn. Dat is het thema van het bijbelboek Spreuken. Het gaat daar over de wijsheid van God. Als je klein bent, moet je wijs zijn, de wijsheid van God hebben. Dan gaat het in je leven goed.

Wat is nu die wijsheid van God? Dat maakt de spreukendichter (30: 25) in een dierkundeles duide-lijk aan de hand van de sprinkhaan. Het is een insect van 5-7 cm lengte dat ver kan springen. Sprinkhanen eten planten. Ze leven in permanente broedplaatsen. Soms worden die broedplaatsen zo vol, dat een gedeelte weg moet. Dan zwermen ze in groten getale uit. En dan heb je wat in de Bijbel meermalen genoemd wordt: een sprinkhanenplaag. Want deze diertjes vreten werkelijk een heel veld kaal. Niets blijft er meer staan.

De sprinkhanen zijn kleine diertjes. Je zou ze bij wijze van spreken zo kunnen doodslaan, als je er één zag zitten. Wat is nu de wijsheid van deze diertjes? De wijsheid van de sprinkhanen is dat ze altijd samenwerken. En dat, terwijl er geen koning is. Er is geen oppersprinkhaan die zegt wat de onderdanen moeten doen. Neen, ze zijn zo wijs om zelf in te zien dat ze het samen moeten doen:

   ‘De sprinkhanen – een koning hebben ze niet,
            maar ze rukken in slagorde op’.

Wat kunnen wij, wat moeten wij nu van deze diertjes leren? We kunnen leren dat we altijd moeten samenwerken. Alleen houd je het niet vol. Op den duur kun je nooit in je eentje geloven. Daarom is het goed dat er organisaties zijn, dat er een kerk is, dat er verenigingen zijn. Leer van de sprinkhaan dat je het samen doet.

Dat is een belangrijke les aan het begin van het nieuwe kerkelijke seizoen. God zij dank hoeven we niet op ons eentje te geloven. We zouden er zo onder door gaan. We mogen het samen doen, geloven, blijven geloven, gevoed worden in het geloof. Samen trekken we in de komende tijd op. Samen gaan we naar de kerk. Samen doen we bijbelstudie. Samen volgen we de catechese. Samen! Wat een zegen dat de Heer ons aan elkaar gegeven heeft. Trek dan ook gezamenlijk in goede orde op. Dan ben je slim, neen, wijs!

G.J. Mink