Nieuw kabinet

Afgelopen maandag werd door de nieuwe ministers en staatssecretarissen de eed of de belofte afgelegd. Een plechtig moment, begin van een ambtsperiode. Niet alleen in de kerk spreken we over ‘ambtsdragers’, dat is ook in de staat het geval. Nu spreekt minister-president Rutte vaak over een functie en dat is toch wat anders. Bij ‘functie’ gaat het vooral om werkzaamheden, bij ‘ambt’ gaat het om de verantwoordelijke positie die iemand heeft van Godswege. En dat is bij ministers het geval. Zoals de belijdenis van onze kerk het zegt: het belieft God ons door hun hand te regeren (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 36).
Van ons als gelovigen mag worden gevraagd de overheid te gehoorzamen (Romeinen 13: 1-7) en niet op te houden voor hen te bidden. Onze houding ten aanzien van het (nieuwe) kabinet moet dus niet zozeer gekenmerkt worden door gebalde vuisten als wel door gevouwen handen. Laten we in deze bijzondere week dit ook doen door gehoor te geven aan het apostolische vermaan: ‘Allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt, dat er smeekbeden, voorbeden en dankgebeden voor hen worden uitgesproken. Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid’ (1 Timoteüs 2: 1-2).