Psalm 38
We leven momenteel in de lijdenstijd. Zeven weken van voorbereiding op Goede Vrijdag en Pasen. Van oudsher een periode van boete, vasten, bidden. In deze bezinningstijd spelen psalmen een rol. Zeven heeft de kerk er uitgezocht die een mooie leidraad vormen. Vandaag de derde: Psalm 38.
David is er vreselijk aan toe. Afgrijselijk hoe hij zijn situatie schildert. Niets aan zijn lichaam is gaaf. Zijn wonden stinken. Hij heeft hevige koorts, is uitgeput. Zijn hart gaat tekeer, zijn kracht ebt weg. Hij schreeuwt uit: o God, blijf toch niet op een afstand. Verlaat me niet!
Wat de situatie nog verergert, is het feit dat zijn vrienden hem in de steek gelaten hebben. De haat van zijn vele vijanden maakt zijn leven haast ondraaglijk. Toch weet David ook: die omstandigheden en dit lijden heeft te maken met de zonde waarin deze wereld gevangen is. Waaraan ik trouwens ook mijn aandeel lever. Dat is misschien wel een heilzame, maar toch ook beklemmende ontdekking. Ten diepste, zo beseft de dichter, gaan wij mensen, inclusief hijzelf, gebukt onder de woede, de toorn van de HEER. God is grimmig.
Over de HEER hebben we soms wat al te liefelijke voorstellingen. Gods liefde heeft de keerzijde van zijn woede, van zijn grimmigheid. En die is heilzaam! In de vier evangeliën wordt de lijdensweg van Christus beschreven met woorden van Psalm 38. De geseling en de kruisnagels doen Jezus’ wonden stinken. Hij heeft koorts, is uitgeput, zijn hart bezwijkt, zijn kracht ebt weg. Hij schreeuwt: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?”
Zijn situatie is verergerd doordat al zijn discipelen gevlucht zijn. Belagers hebben Jezus eerder in de val gelokt. Hij kreeg een schijnproces. Over Hem werden leugens verspreid. Zijn vele tegenstanders waren verblind door haat. Jezus deed zijn mond niet open. Hij werd uitgelachen en bespot. Waarom?
Op de waaromvraag geeft de Psalm antwoord. Dit lijden van Christus is Gods antwoord op onze zonde, ons lijden en onze dood. De HEER sloeg de Goede Herder. Jezus droeg de woede van God. Zo zocht Hij het goede. Hij redt ons.
Nergens mooier dan in het avondmaalsformulier wordt dit verwoord: Hij heeft de toorn van God voor ons gedragen van het begin tot het einde van zijn leven op aarde… Hij is door God verlaten opdat wij nooit door Hem verlaten zouden worden. Door dit alles heeft Hij de vloek die op ons lag, op zich genomen om ons met zijn zegen te vervullen.
De grimmigheid van de HEER, zijn niet kunnen uitstaan van het uit de rails lopen van de schepping, de zonde, het lijden en de dood brengt Hem ertoe zichzelf te geven. Zo draagt Hij het lijden, de zonde en de dood weg.
De HEER is heilzaam grimmig op de zonde vanuit zijn liefde voor de zondaar.
De HEER is heilzaam grimmig op het lijden vanuit zijn liefde voor de lijder.
De HEER is heilzaam grimmig op het sterven vanuit zijn liefde voor de sterveling.
Laten we God danken dat Hij geen lievige, maar een grimmige God is.
Op U, HEER, hoop ik.
U wil ik mijn schuld belijden.