Meditatie

“Maar na verloop van de gestelde tijd sloeg ik,
Nebukadnezar, mijn ogen op naar de hemel, en mijn
verstand keerde in mij terug. Toen prees ik de Allerhoogste.”
(Daniël 4: 34)

We luisterden laatst in de kerkdienst naar een indrukwekkend getuigenis. Niet van een ex-verslaafde (zo’n getuigenis horen we tijdens de Open Deur Dienst op zondagavond 15 november) maar van een dictator. Wie had het gedacht, dat Nebukadnezar de Here God nog eens zou belijden en aanbidden?! Is dit dezelfde mens die als een bezetene tekeer ging tegen het paranormale team van waarzeggers en wijsheidsleraars die zijn droom niet konden uitleggen?! Is dit dezelfde mens als degene die de drie vrienden van Daniël in het brandende vuur wierp?! Ja, een mens kan veranderen. Dat heeft alles te maken met Gods trouw en genade. De hele levensweg van Nebukadnezar is er één van Gods genade voor een zondaar.

In dit hoofdstuk geeft hijzelf het getuigenis aan alle volken dat hij eens hoogmoedig heeft geleefd. Eens heeft hij in zijn hoogmoed gesproken over het grote Babel dat hij had gebouwd. Nebukadnezar was wel heel erg trots op zijn eigen prestaties. Hij heeft het helemaal gemaakt in zijn leven: flitsende carrière als machthebber, veel geld en ongetwijfeld een heel harem. Maar God in de hemel ziet hem op een andere manier dan hij zichzelf zag en dan de mensen om hem heen hem zagen. De Here God ziet zijn hart. In zijn hart leeft iets monsterlijks, iets beestachtigs. Bij Nebukadnezar komt het eruit. Hij staat als een rund in de wei. Monsterlijk staat hij daar voor schut. Tja, als de Here God de dunne vernislaag van de beschaving uit mijn leven weghaalt, blijft er een beestachtig en monsterlijk wezen van mijzelf over….

Maar Nebukadnezar hoorde de Stem uit de hemel. Zoals de Here God eerder via dromen en de uitleg ervan tot hem heeft gesproken, spreekt Hij vanuit de hemel tot hem om hem stil te zetten. Zó spreekt God om ons in Zijn trouw en genade tot Zijn orde te roepen. Het getuigenis van Nebukadnezar eindigt er dan ook mee, dat hij na verloop van tijd zijn ogen opslaat naar de hemel. Dat is een ommekeer! Zo mogen wij omhoog kijken naar Jezus Christus, die aan het kruis is gestorven voor mensen, die zich vaak als een beest gedragen!

Pas wanneer Nebukadnezar zijn ogen opslaat naar de hemel keert de menselijke geest weer in hem terug. Pas wanneer Nebukadnezar erkent dat hij zelf mens is, een schepsel, en dat God de Heer is, de koning der koningen, die voor eeuwig regeert, wordt hij weer echt mens. Gods trouw raapt hem op en zet hem op zijn voeten.

De levensweg van Nebukadnezar is niet fraai. Maar juist deze levensweg is een toonbeeld van Gods trouw en genade. Wanneer we iets in de levensweg van Nebukadnezar herkennen omdat ons leven ook niet altijd zo fraai verloopt, mogen we opzien naar het kruis van Jezus Christus, waar God zijn genade toont:

Genade, zo oneindig groot,
dat ik, die ‘t niet verdien,
het leven vond, want ik was dood
en blind, maar nu kan ik zien.

Genade, die mij heeft geleerd
te vrezen voor het kwaad.
Maar ook, als ik mij tot Hem keer,
dat God mij nooit verlaat.

Want Jezus droeg mijn zondelast
en tranen aan het kruis.
Hij houdt mij door genade vast
en brengt mij veilig thuis.              

J.W. Sparreboom