Naberorgel

Orgel Grote kerkIn de Grote Kerk van de Hervormde Gemeente van Sliedrecht bevindt zich een monumentaal orgel, gebouwd door C.F.A. Naber te Deventer. Op 12 september 1851 keurde het Kerkbestuur het bestek en de voorwaarden van Naber goed en gaf opdracht voor de bouw van het orgel. Als adviseur werd de organist H. van Heukelum te Rotterdam aangesteld.

De voorbereiding en bouw van het instrument vergde een periode van meer dan een jaar, maar op tweede kerstdag in 1852 was het dan toch zo ver; het orgel kon in gebruik worden genomen. Tegelijkertijd werd een nieuwe kanselbijbel in gebruik genomen en de preekstoel opnieuw beschilderd.

Kosten

De bouw van het orgel werd door Naber aangenomen voor de prijs van 6.750 gulden. Om de bouw te bekostigen werden veel giften ontvangen, waaronder die van de heer K.A. Schram, die de engelenfiguren op het front van het orgel schonk. Het orgel werd in wit met gouden opsmuk geverfd ofschoon de banken en de preekstoel met dooptuin donkerbruin (ook wel oud-wagenschot genoemd) waren geschilderd. De nieuwe kleuren werden zo fraai gevonden dat de vereniging “Aurora” 60 gulden schonk om ook de preekstoel en de dooptuin in wit met goud te schilderen.

De kerkbestuurders onder wiens verantwoordelijkheid al deze werkzaamheden werden uitgevoerd waren kerkmeesters H.H.G. Lock en A. Seret en kerkopzieners J. van Haaften en N. Prins Jzn. Boven de speeltafel van het orgel bevindt zich een koperen plaat, waarop de namen van deze lieden staan vermeld.

Organist

Als eerste organist werd aangesteld de heer I. Kalfkens uit Dordrecht. Vóór 1852 werd de gemeentezang geleid door een voorzanger; meestal de schoolmeester die in de regel ook de functie van koster op zich nam. In 1853 werd een “”Instructie voor den organist”” geschreven waarin werd bepaald dat de organist “zich op godsdienstige dagen niet zonder toestemming van den voorzitter buiten het dorp mocht begeven”. Ook werd hij verantwoordelijk gesteld voor het onderhoud en het stemmen van het orgel.

De organist was tevens verplicht “een kwartier lang, na het beëindigen van de dienst, het orgel te bespelen “te beginnen met den laatst gezongen Psalm of het lied hetwelk nagezongen is. Het bespelen geschiedt zodanig dat zoveel als mogelijk de gepaste tonen en geluiden met smaak aangenaam doen horen”.

Voor al deze verplichtingen en werkzaamheden werd een vergoeding vastgesteld van 200 gulden per jaar, te betalen in 4 termijnen.

Orgelkas

Naber orgel front2Een unicum, dit front, in het werk van Naber; het is maar liefst negendelig! Uitgangspunt is het bekende vijfdelige fronttype met ronde torens en gedeelde tussenvelden, dat Naber zoveel heeft toegepast. Maar daarmee is ook iets eigenaardigs aan de hand. De tussenvelden zijn namelijk hol en enigszins schuin geplaatst, iets wat Naber vrijwel nooit deed.

Dit vijfdelige front wordt vervolgens aan weerszijden uitgebreid met een ongedeeld veld dat eveneens hol is. Dit geheel wordt aan de onderzijde samengevat door een smalle ovaalvormig naar voren stekende lijst. Hieronder een rijke soffiet met omkrullend bladwerk dat in het midden twee forse krullen vormt en waaruit een pijnappel en twee guirlandes afhangen.

Daarmee is het verhaal echter nog niet uit want aan beide uiteinden komen nog twee lager aanzettende zijtorens die overigens aan de achterzijde niet meer dan een halve meter diep zijn.

Dit instrument behoort tot Nabers grootste orgels. De ruimtelijke verhoudingen in de kerk boden niet de mogelijkheid de hoogte in te gaan, vandaar dat hij het in de breedte moest zoeken.

De decoratie is tamelijk rijk. Typerend voor Naber zijn hier weer de acanthusbladeren in de torenkappen. Ook de bekende Naber-krul als bekroning ontbreekt niet, deze bestaat geheel uit bladvormen. De blinderingen bij de scheidingen tussen de étages hebben de vorm van een bebladerde S-rank. De bij veel Naber-orgels te vinden bebladerde takken boven de zijvelden hebben hier geen navolging. Men ziet hier klimmende takken waaruit krullen ontspruiten die doen denken aan ionische voluten.

Speeltafel GKDe boven- en benedenblinderingen bestaan uit gestileerde plantaardige vormen, gecombineerd met voluten. De vleugelstukken zijn wel typisch voor Naber en hebben de vorm van een transparante rank die eindigt in een forse S-vorm. De consoles onder de zijtorens hebben bladwerk, waarin de door Naber voorheen veel toegepaste bladkransen nog slechts voorzichtig worden aangeduid. Op de zijtorens ziet men bazuinblazende engelen.

Orgelinterieur

Via deze link is een groot aantal foto’s te vinden van het interieur van het Naber orgel.

Restauraties

Een orgel heeft in de loop der tijd veel onderhoud nodig. Zeker in de eerste honderd jaar had een dergelijk instrument veel te lijden van de klimatologische omstandigheden in de kerk. Vocht, warmte, kou en stof. Daardoor waren bewegende delen soms wel erg snel versleten of defect.

Deze omstandigheden leidden er in 1864 toe, dus 12 jaar na de ingebruikname, al een aantal herstelwerkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Dit werk werd uitgevoerd door N.A. Naber. Over kosten en omschrijving zijn geen gegevens bekend.

In 1883 moest het orgel opnieuw worden hersteld. Tevens werden enkele wijzigingen in de verschillende registers aangebracht. Dit werk werd uitgevoerd door J. van den Bijlaard uit Utrecht. De kosten bedroegen fl. 1.252,00.

In 1929 moest het orgel weer worden gerepareerd wat werd uitgevoerd door Ide Koff en Zn. Kennelijk was de reparatie niet geheel afdoende want in 1933 volgde weer een reparatiebeurt die toen werd uitgevoerd door A. Standaart.

In 1938 bleek dat aan een complete restauratie van het instrument niet meer viel te ontkomen. De opdracht werd gegund aan G. van Leeuwen te Leiderdorp voor de prijs van Fl. 2.635,00. Bij deze gelegenheid werd het orgel ook voorzien van een windmachine en nieuwe registerknoppen. Ook nu werden weer enkele registers vervangen en een nieuwe mixtuur 3 sterk geplaatst.

In 1954 bleek na uitgebreid onderzoek weer de noodzaak tot restauratie. De opdracht werd wederom aan van Leeuwen gegund. Naast de vervanging van enkele registers werden nieuwe frontpijpen met een afwijkende spitslabia geplaatst.

In 1973 moest het wederom komen tot een ingrijpende restauratie. Er werden verschillende offertes opgevraagd. De firma J.L. van den Heuvel bleek met een bedrag van fl. 38.895,00 c.a. 40% goedkoper te zijn dan zijn concurrenten (fa. Blank en fa. Van Pels & van Leeuwen die beiden voor c.a. Fl. 61.000,00 hadden ingeschreven).

Toenemende klachten over het functioneren van het instrument werden in 1986 geïnventariseerd door de orgelcommissie der Ned. Hervormde Kerk.

  • Het speelmechaniek functioneert gebrekkig.
  • Een deel van het pijpwerk is beschadigd en soms zelfs sterk vervormd.
  • Een stabiele stemming is onmogelijk.
  • De intonatie laat zeer veel te wensen over.

De commissie adviseert de herstelwerkzaamheden uit te laten voeren door een zeer kundige orgelbouwer.

In 1989 wordt de ingrijpende restauratie opgedragen aan S.F. Blank te Herwijnen. De orgelcommissie de Ned. Herv. Kerk wijst de heer Klaas Bolt aan als adviseur. Als rijksadviseur wordt de heer O.B. Wiersma aangesteld. Het uitgangspunt voor deze restauratie was om de dispositie van 1852 in Naber factuur te herstellen met een uitbreiding van 2 registers extra. De frontpijpen werden vernieuwd en de orgelkas werd schoongemaakt, bijgewerkt en opnieuw verguld door W. van den Berg uit Lienden. De totale kosten van de operatie bedroegen ca. fl. 350.000,00.

In 1997 en 2001 werden nog enkele (kleinere) aanpassingen c.q. reparaties verricht door de Gebr. Van Vulpen. De orgelkas werd in 2001 opnieuw beschilderd en verguld door de heer W. v.d. Berg uit Lienden.

Dispositie en beschrijving

Hoofdwerk – 11 Stemmen

Bourdon 16′ Blank 1889
Prestant 8′ (Baskant) Blank 1989
Prestant 8′ (Diskant) Van den Bijlaardt 1883
Holpijp 8′ Naber 1852
Octaaf 4′ Naber 1852
Flute d’ Amour 4′ Naber 1852
Quint 3′ Naber 1852
Octaaf 2′ Naber 1852
Mixtuur 4’-6′ Baskant Naber 1852
Mixtuur 4’-6′ Diskant Naber/Blank 1989
Cornet-Diskant 5′ sterk Blank 1989
Fagot 16′ Blank 1989
Trompet 8′ Bas en Diskant Blank 1989

Bovenwerk – 9 stemmen

Prestant 8′ Baskant Blank 1989
Prestant 8′ Diskant Van den Bijlaardt 1883
Roerfluit 8′ Naber 1852
Viola da Gamba 8′ Baskant Naber 1852
Viola da Gamba 8′ Diskant Van den Bijlaardt 1883
Octaaf 4′ Naber 1852
Fluit 4′ Naber 1852
Quintfluit 3′ Blank 1989 (toegevoegd aan oorspronkelijke dispositie)
Woudfluit 2′ Naber 1852
Carillon Diskant 3′ sterk Blank 1989
Dulciaan 8′ Diskant Blank 1989
Dulciaan 8′ Baskant Blank 1989

Pedaal – 6 stemmen

Subbas 16′ Naber 1852
Prestant 8′ Naber 1852
Holpijp 8′ Naber 1852
Octaaf 4′ Naber 1852
Bazuin 16′ Naber 1852
Trompet 8′ Naber 1852 (12 bekers),15 bekers Blank 1989

Het pijpwerk

Het nieuwe pijpwerk van Blank is gemaakt als een kopie van het Naberorgel in de St. Joriskerk in Amersfoort. In totaal telt het orgel 1578 sprekende pijpen.

Werktuigelijke registers

  • Koppeling Hoofdwerk – Bovenwerk.Bas en Discant
  • Koppeling Pedaal-Hoofdwerk.
  • Tremulant op het gehele orgel.
  • Toonhoogte A1=440Hz.
  • Temperatuur evenredig zwevend.
  • Manuaal omvang C-F 3
  • Pedaalomvang C-d 1
  • Windvoorziening 4 Spaanbalgen 1852.
  • Waarvan 3 op de motor aangesloten.
  • Winddruk 72 mm.
  • Plaats klaviatuur rechterzijde.