Advent 2011

Zou God dan waarlijk op aarde wonen
(I Kon 8: 27)

Zo vraagt de wijze koning Salomo zich af. Hij ziet hoe de priesters plechtig de Ark van het Verbond de trappen van de Tempel opdragen. De Tempel zal ingewijd worden. Teken van Gods aanwezigheid. Plaats van verzoening. Plaats van gebed. Hoe mooi Salomo ook de bouw heeft begeleid. De schoonheid van de schepping was ten volle ingeschakeld om de Tempel zo mooi mogelijk te maken. Zou God dan waarlijk op aarde willen wonen?
Salomo wist ook van de wereld. De schrijver van Prediker en Spreuken weet heus hoe de wereld is en hoe mensen kunnen zijn. Hard en manipulatief. Uitbuitend en vol met egoïsme en onrecht. Volk tegen volk en mens tegen mens. Toch is het antwoord: JA. God wil in Zijn Liefde bij die mens zijn om een plek van redding en uitweg te geven. Meer dan de Tempel is Jezus teken van Gods Aanwezigheid. Zijn tweede naam is immers Immanuël (God-met-ons). Meer dan de Tempel is Jezus plaats van verzoening en de weg van gebed.
Maar wij mogen het ook bij Jezus vragen: zou God waarlijk op aarde willen wonen? Het leger van Herodes was onderweg naar Bethlehem om alle jongetjes onder de 2 jaar te doden. Wil God daar dan nog zijn? Niet één Farizeeër, niet één priester of schriftgeleerde is naar de stal gegaan. Wil God daar dan nog zijn?

En nog.
Is God nog welkom op Zijn eigen Kerstfeest?
Is God nog welkom op Zijn eigen Christusfeest?
Waar is het Kind nog te zien in het hedendaagse kerstgeweld? Laat ik dat maar met een kleine letter schrijven.
Voor mij is de commerciële wanvertoning theologisch hetzelfde als de kindermoord. Weg met het Kind. Dat is de wereld van vandaag. Nergens zien we het in versieringen in het openbaar terug. Treurig is het woord niet. Het is een geseculariseerde kindermoord. Zou God dan waarlijk in deze wereld willen wonen? En toch is ook nu het antwoord weer: Ja.
Want liefde wil redden. En daarom met Salomo mee, die in I Kon 8: 41 zo rijk bidt: “als de vreemdeling, Here, die niet tot uw volk hoort, als hij komt en tot U bidt, hoor dan zijn gebed”. Zo bidden ook wij: als de vreemdeling die misschien heel weinig van U weet en begrijpt. Als hij of zij komt om op Kerst te bidden bij de kribbe. Hoor dan dat gebed, Here.
Dan mag diegene weten dat hij welkom is.
Het is een wonderlijk rijke God.
Ik bid u een door God gezegend Christusfeest toe.

ds. A.H. Groen