Advent voor schorremorrie

Jesaja 1: 3a

We leven naar de kerstdagen toe. De rooms-katholieken hebben de gewoonte er een kerststal van te maken. Maar niemand weet precies hoe de stal er heeft uit gezien in Bethlehem. We kennen de juiste plaats en de juiste tijd niet eens! Maar volgens de traditie horen de os en de ezel erbij. Os en ezel horen bij het gezin in het Oude Testament. Zij delen in de sabbatsrust (Deuteronomium 5: 14). Maar dit is niet het voornaamste, wat de tekst zeggen wil. Jesaja stelt os en ezel ten voorbeeld, omdat zij weten waar hun voerbak staat. Dat wist het Israël uit Jesaja’s dagen blijkbaar niet (meer). Men had geen gevoel waar het nu werkelijk om ging.

En als we vandaag zien wat er allemaal te doen is rondom de feestdagen in onze gekerstende natie, dan is er niets nieuws onder de zon. Dan zijn os en ezel verstandiger. Zij kennen de kribbe waaruit zij gevoed worden. Ze kennen de stem van hen die hen eten geeft. Israël kan bij de os en de ezel in de leer gaan. Os en ezel, in het Hebreeuws ‘schoor-wacha-moor’, wat ons woord ‘schorremorrie’ werd, zoals schorim, runderen, ons woord ‘schorem’ is geworden. (…)

Het woord ‘schorremorrie’ in onze zin zou op de herders van die dagen kunnen slaan: uitschot, zo stonden ze bekend. Maar het verwijt van Jesaja kon in elk geval niet op hen slaan, want zij hebben in Jezus hun Messias erkend. En dat is nog steeds waar het op aankomt. (…) Als u daar van weet is de afstand tot hen niet groot meer. Het brengt ons in gezelschap van allerlei schorremorrie, d.w.z. allerlei soorten mensen door elkaar. We komen samen met zondaars en dat beleven we dan ook. We leren van de os en de ezel. Maar dat is dan ook de voorwaarde voor een wezenlijk Kerstfeest, anders blijft het surrogaat, niet echt. Dominee, als u aan schorremorrie denkt moet u in Rotterdam zijn of Amsterdam… Maar wij!

Ach, dat is HET probleem in de Kerk. Niet willen wezen wie we werkelijk zijn. Zoals God zegt dat we zijn. Als we dat gaan beleven, leren we het verstaan dat onze Zaligmaker daar geboren werd. God legt Hem precies op z’n plaats. Tussen schorremorrie. Ziet u dat het genade is, om te erkennen wie en wat we van huisuit zijn. Dan leer je het wel af om voor en bij elkaar weg te lopen. Geboren in een kribbe, in een beestenstal. Hij wilde geboren worden om een zondaarsvolk te verlossen van alle kwaad.

Dan moeten we ons diep schamen. Dan is die plaats en de benaming van de os en de ezel niet overdreven. Dan leren we van de dieren. Naar de kribbe, naar Jezus, knielen in geloof. Om God te loven voor Zijn onuitsprekelijke liefde in de gave van Zijn Zoon. Dat we het een wonder vinden voor het eerst of opnieuw, dat de Heere gedachten van vrede heeft en dat Hij schorremorrie niet afschrijft. Dan beleven we advent en kerst.

En dat voor zó een als ik ben.

Ds. J. Maas (1943-2009)