Advent

Advent,

een oefening in wachten

Dit jaar lees ik in Adventstijd het boekje Advent, geschreven door de Amerikaanse voorganger Tish Warren. Nu ik de meditatie mag verzorgen voor dit Kerkblad, deel ik graag woorden van haar uit het slothoofdstuk van dat boek, die u en jou hopelijk net zo inspireren als ze mij deden. Hier komen ze. (MHV)

‘De kerk kent geen andere tijd dan die van advent,’ schreef Karl Barth. Ons christenleven is één lange oefening in het wachten – wachten tot God ons zal ontmoeten, tot Hij ons zal doen groeien, ons zal redden. En, uiteindelijk, wachten tot Jezus alles recht zal zetten.

In de wereld om ons heen worden we vaak getraind in het vermijden van de pijn en de onzekerheid van het wachten. Als we gezond zijn, onze financiën op orde hebben en bevoorrrecht zijn, kunnen we al het mogelijke doen om ons leven te vrijwaren van wachten. De digitale technologie geeft ons de mogelijkheid om informatie te vergaren, aankopen te doen, onze gedachten en gevoelens te delen en onze agenda in een recordtempo te vullen. We bewegen ons razendsnel voort. We waarderen – zo niet aanbidden – efficiëntie, productiviteit, punctualiteit en gemak. We leven in een cultuur van ongeduld. Gezamenlijk vermijden we de zware lessen van het wachten.

Toch zijn er zaken die we niet kunnen versnellen. Er zijn grenzen die we niet kunnen overschrijden. Kinderen blijven altijd weer onze leermeesters in inefficiëntie. Mijn kinderen treuzelen. Ze lopen langzaam. Ze maken zich meestal niet druk over mijn agenda of to-dolijst. Als je een oefening in geduld wilt, laat je kind van twee dan zelf zijn schoenen aantrekken. In onze omgang met ouderen zien we ook onze verslaving aan haast. Mijn ouder wordende moeder loopt steeds langzamer. Als ik met haar wil wandelen, moet ik leren om de tijd te nemen. Op allerlei manieren is haar levenstempo veel menselijker dan het mijne. (…)

Advent oefent ons in de hoop, omdat deze periode ons vertelt dat braakliggend land geen woestijn is; dat wat lijkt te slapen is niet dood, en de momenten van wachten zijn niet zonder betekenis, doel of plan. God is aan het werk, soms nauwelijks waarneembaar, diep onder het oppervlak van de tijd. Wachten maakt deel uit van zijn verlossing. Het is een onderdeel van zijn geschenk aan ons. Het maakt deel uit van zijn genade. (…) Advent vraagt van ons om de pijn van onzekerheid en onvolmaaktheid te aanvaarden. Toch is advent – en het wachten waar deze periode symbool voor staat – geen doel op zich. Het draait er in deze periode nu juist om dat we ons voorbereiden op het feest dat komt – de viering van kerst, de vreugde van God die ons verrast in het heden en de verstilde verwondering over het moment dat iedere knie eindelijk zal buigen voor de Koning die komt.

Er komt een keer een einde aan advent. Het wachten zal voorbij zijn. De Heer zal komen. Maar ons wachten – ons zwoegen en onze zorgen, onze vertwijfeling en vrees, onze dagen en weken – zal een essentieel onderdeel zijn van het verhaal. Het maakt deel uit van het ‘halleluja’ dat weer schalt uit een schepping die ooit zuchtte. Het maakt deel uit van het herstel van alle dingen. Het zal een onderdeel vormen van wat geboren wordt.

Tot dat moment leven we iedere minuut van ons leven tussen Jezus’ eerste advent met kerst en zijn laatste advent. Tot dat moment leven we in een grensgebied, in een tussentijd.

Leven in die tussentijd, met alle pracht en pijn, met zijn schitterend verdriet, is een kwestie van verheugen, maar ook van verdragen. Advent is, net als zo veel andere geestelijke praktijken, louter een middel. Advent is bedoeld om ons te oefenen in een leven met hoop, vertrouwen en liefde voor het voorwerp van onze hoop. Het is slechts een middel, maar wel een middel dat bruikbaar is gebleken door vele generaties en vele levens heen. Ik bid dat het ook jou tot nut zal zijn. Gezegende advent toegewenst! En onthoud dit: onze Koning komt. Bereid je voor! Uit: Tish Warren, Advent, p.103-107.