(bloedgrond)
Judas verkreeg een stuk grond als loon van zijn ongerechtigheid (Hand. 1: 18a). Klopt dat eigenlijk wel? Heeft Judas voor zijn verradersloon een stuk grond gekocht? Het woord verkregen lijkt daar wel op te duiden, hoewel Mattheüs in hoofdstuk 27 daar andere dingen over lijkt te zeggen. De bekende theoloog Okke Jager zegt het treffend zo: “zoals Lucas kan zeggen, dat de Joden Jezus gekruisigd hebben, al hebben in feite de Romeinen de kruisiging voltrokken, zo kan hij ook schrijven dat Judas de bloedakker verkreeg, terwijl in werkelijkheid de overpriesters dat stuk grond hadden gekocht voor het geld, dat Judas ze weer voor de voeten had geworpen”. Petrus zegt in Handelingen 1 niet, dat Judas op de bloedakker stierf, als hij de verschrikkelijke manier waarop Judas aan zijn eind gekomen is, beschrijft. De naam bloedakker heeft dat stuk grond niet gekregen, omdat Judas er op gestorven is. De akker was gekocht voor zijn verradersloon en daarom werd dat stuk grond “Akeldama, bloedakker of bloedgrond” genoemd. Petrus’ woorden klinken grimmig als hij tijdens het eendrachtig samenzijn van de eerste gemeente zijn ex-medediscipel Judas ter sprake brengt. Okke Jager merkt dan op: “waarom mag Petrus niet grimmig worden als Judas ter sprake komt? De apostelen weten sinds Pasen ook, dat zij schuld hebben aan Jezus’ sterven, maar zij mogen het verraad van Judas’ niet verdoezelen door goedkope algemeenheden. Ze kunnen er beter grimmig over spreken dan zoetsappig”. Het heeft dan ook een zekere mate van ironie als Petrus beschrijft, hoe er in Jeruzalem een begraafplaats voor vreemdelingen is gekomen door het verraad van Judas. Onwetend is Judas de stichter geworden van een monument voor mensen, die in den vreemde komen te overlijden. De overpriesters wilden er buiten blijven, ze wilden hun handen aan dat geld niet meer vuil maken. Terwijl ze zichzelf er eerst mee bezoedeld hadden, door het zilver uit de tempelkas te nemen voor verraad met een moord als gevolg. Letterlijk zeiden ze na Judas’ bekentenis gezondigd te hebben en onschuldig bloed te hebben verraden: “Wat gaat ons dit aan? Je moet zelf maar zien wat er van komt! (Matt. 27: 4) En wat doet Judas? Hij ging heen en verhing zich. Verschrikkelijk! Hoe heeft het zover kunnen komen? Dat is waartoe de boze een mens kan brengen, als hij in een mens is gevaren. (Lucas 22: 3) Als Kaïn (broedermoordenaar) priester wordt, zegt Okke Jager, dan staat het er met de priesterschap slecht voor! Zij haalden hun schouders op, toen Judas het verradersloon van zijn dertig zilverlingen de tempel in smeet. Zij lieten Judas los, zelfs zijn geld, dat zij hem hadden gegeven, wilden ze niet aanraken. Terwijl het nota bene uit hun handen kwam. In Petrus’ opmerking, dat Judas ongewild een bloedakker als begraafplaats voor vreemdelingen verkreeg, ligt besloten, dat de priesters medeverantwoordelijk zijn voor zijn dood! Judas stierf niet op de bloedakker, maar meer grond onder de voeten dan een begraafplaats voor vreemdelingen en buitenstaanders hebben zij hem niet gegeven. De priesters lieten Judas los, namen afstand van zijn radeloosheid en berouw, en dat doende verloochenden zij opnieuw hun ambt! Een andere uitweg dan het kerkhof gaven zij hem niet. Zo werden zij in plaats van zielzorgers lijkbezorgers, zegt Okke Jager! Wat een aanklacht!
Ds. J.F. Tanghé