Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat de grote christelijke apologeet C.S. Lewis (1898-1963)
overleed. Met zijn bekering tot het christendom schonk God de kerk een van de grootste
genieën van de twintigste eeuw. Het lijkt erop dat zijn betekenis door middel van zijn
geschriften alleen maar groter wordt. Het is zeer de moeite waard om kennis te nemen van zijn boeken, zeker wie wil nadenken over de betekenis en de houdbaarheid van het
christelijke geloof.
Ter gelegenheid van deze gebeurtenis daarom dit keer een stukje van zijn hand.
“De weg terug naar God is in zeker opzicht een weg van morele inspanning, van
steeds krachtiger pogingen.
Maar in een ander opzicht zul je er met pogingen nooit komen. Al dat proberen leidt
tot het cruciale moment waarop je je tot God wendt en zegt: ‘U moet het doen. Ik kan het niet’.
Begin nu alstublieft niet u af te vragen of u al zover bent.
Ga uzelf niet zitten observeren om te zien of er al iets komt.
Zo raakt een mens op het verkeerde spoor. Bij de belangrijkste dingen die er in je leven
gebeuren weet je heel vaak op het moment zelf niet wat er gaande is. Een mens zegt
niet altijd bij zichzelf: ‘Oei, ik groei’. Vaak besef je pas wanneer je terugkijkt wat er
gebeurd is en dan herken je het als iets dat ‘opgroeien’ heet. Je ziet dit al aan eenvoudige
dingen. Als je erop gaat letten of je in slaap valt, blijf je meestal klaarwakker.
Zo zal ook datgene waar ik het nu over heb wellicht niet bij iedereen in een flits gebeuren,
zoals bij Paulus of bij John Bunyan; het kan zo geleidelijk gaan dat niemand ooit precies
een uur of zelfs maar een jaar kan noemen waarin het gebeurde.
En waar het om gaat is de aard van de verandering zelf, niet hoe je je voelt terwijl zij
zich voltrekt. Het is de verandering waarbij het vertrouwen op eigen inspanningen
plaatsmaakt voor een toestand waarin je wanhoopt aan wat je zelf kunt uitrichten en
het aan God overlaat”.
C.S. Lewis, Onversneden Christendom (III, 12)
Dr. M. Klaassen