‘Toen bouwde Mozes een altaar, en hij noemde het:
‘de HEER is mijn banier.’ (Exodus 17: 17)
Terrorisme is aan de orde van de dag. Steeds opnieuw schrikken we op van onverhoedse aanvallen. Toch is terrorisme niet van vandaag of gisteren. Ook in de tekst is er sprake van een laffe terroristische aanslag. Midden in de woestijn is het volk aangekomen in Refidim. Het volk kan op adem komen van de vermoeiende reis. Precies op dat moment komt het volk van Amalek. Onverwacht vallen de Amalekieten het volk Israël aan.
Wie de Amalekieten zijn? Het zijn afstammelingen van Esau, de tweelingbroer van Jakob. Sinds de geboorte van Jakob en Esau is het tussen die twee oorlog. De Amalekieten voeren strijd tegen Israël en daarmee tegen de God van Israël.
Wanneer Mozes ziet hoe het volk wordt aangevallen door de Amalekieten geeft hij opdracht aan Jozua om de strijd aan te binden. Terwijl Jozua op militaire wijze strijdt tegen de terroristen, bindt ook Mozes de strijd aan met Amalek. Mozes pakt zelf geen wapens op om de Amalekieten te lijf te gaan. Want terroristen versla je uiteindelijk niet met wapens alleen. Mozes gaat, samen met Aäron en Chur, naar de top van de berg. Daar heeft Mozes de staf van God in zijn hand. De staf die Mozes nu in zijn hand houdt is geen wonderstaf of toverstok, maar wel een teken van Gods macht. De staf, die Mozes in zijn hand houdt, vertelt hem dat de HERE God krachtig is en dat Hij alleen regeert! Wij hebben geen staf in onze hand. Maar wij ontvangen het teken van Gods macht wanneer we kijken naar het kruis dat op Golgotha staat waaraan Jezus Christus zichzelf gaf. Dat is het teken van Gods overwinning over zonde en de macht van de duisternis.
Terwijl Jozua de strijd voert tegen de terroristen, staat Mozes op de top van de berg in die bijzondere houding. Mozes houdt zijn armen omhoog in de houding van het gebed. Wanneer Mozes moe wordt en zijn handen naar beneden gaan, heeft de vijand plotseling de overhand. En wanneer Mozes in zijn gebedshouding staat, wint het volk Israël. Aäron en Chur ondersteunen hem doordat ze Mozes laten zitten op een steen en zelf de armen van Mozes omhoog houden. Zo staan ze met elkaar op de top van de berg. Mozes is niet alleen, maar weet zich ondersteund door broeders. Totdat de zon ondergaat staan ze met zijn drieën op de top van de berg. Zo ondersteunen zij de strijd die plaatsvindt in het dal.
Prachtig beeld is dat: drie mannen staan op de heuveltop en voeren biddend de strijd. Zo belangrijk is het gebed! Want uiteindelijk is onze strijd niet gericht op vlees en bloed. Uiteindelijk hebben we geen strijd te voeren tegen terroristen en andere vijanden, maar geldt de strijd tegen de macht van de duisternis, de satan en zijn rijk! In de gemeente van Jezus Christus zijn we elkaar gegeven om die geestelijke strijd aan te gaan.
Het wonder gebeurt: de Amalekieten worden verslagen. Mozes bouwt op die plaats waar de overwinning is behaald een altaar en geeft deze offerplaats de naam: ‘de HEER is mijn banier.’ Zo onderstreept Mozes nog eens dat de HERE God de uiteindelijke overwinning heeft geschonken. Heel persoonlijk belijdt Mozes dat de HEER ‘mijn banier’ is. Zoals in de Bijbel ook heel persoonlijk wordt beleden dat de HERE mijn Herder, mijn Rots, mijn Koning, mijn Heer en mijn Redder is, zo weet ook Mozes heel persoonlijk dat de HERE God voor hem de overwinning heeft behaald.
Zo is het ons gebed:
Als Gij mij wilt hoeden,
ben ik voor het woeden
van de vijand vrij.
Laat de satan tieren
en zijn zege vieren,
Jezus staat mij bij.
Lijkt het wel of dood en hel
over mij schijnt los te breken
Jezus is mijn vrede.
J.W. Sparreboom