Biddende bedelaars

‘En hij riep en zei: Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij!’
(Luk. 18: 38)

Wie bidt als een bedelaar en zonder ophouden blijft roepen, die doet het goed. Onze Heere God heeft het graag zo, want Hij is niet zoals wij mensen die van bedelaars al gauw genoeg hebben. Het is Zijn eer, dat je Hem voor een genadige en barmhartige God houdt en het roepen tot Hem niet opgeeft. Zeg maar: ‘Heere, het is Uw eer om te horen en U wordt erom geprezen, daarom, lieve Heere, zie niet naar wat ik ben, maar zie mijn gebrek en nood aan. Dat ik tot U roep is tot eer van Uw Naam en ik wil het ook niet opgeven.’
Zo’n aanhoudend en vrijmoedig gebed is Hem aangenaam, zoals je hier bij deze blinde ook kan zien. Zo spoedig als hij uit alle macht begint te roepen laat de Heere hem al tot Zich komen. Iedereen moet ruimte maken en uit de weg aan. De blinde schaamt zich voor niemand en laat zich gewillig tot Hem leiden. Gelijk vraagt de Heere hem: ‘Wat wilt u dat Ik u zal doen?’ Kijk eens hoe Christus hier met geopende handen voor hem staat, alsof Hij zegt: ‘Vraag alles maar wat je wilt, het zal je gebeuren.’ De blinde laat geen tijd verloren gaan en zegt: ‘Ik bid dat ik zien mag.’ Toen antwoordde de Heere: ‘Ja, word ziende.’ Dat noem ik nog eens vrijmoedig gebeden en genadig verhoord.
Wij moeten leren om met ons gebed vrijmoedig voor de dag te komen. In het pausdom hebben wijzelf ons eigen gebed verzuimd en nagelaten, want wij dachten: als anderen en de heiligen niet voor ons bidden, zullen we toch niets ontvangen. Dat zijn geen christenen die op deze manier bezig zijn! Maar zo spoedig als noden en zorgen komen, zelf ergens in een kamertje op de knieĆ«n gevallen! Je zegt dan maar: ‘Heere, hier kom ik, wilt U mij dit of dat geven, zie niet naar wat ik ben, maar zie mijn nood en help mij! Heere, laat het zijn tot Uw eer en naar Uw wil.’ Zo moet je vrijmoedig leren bidden, zonder te twijfelen dat Hij je geven zal wat nuttig en goed is. Want hier staat de belofte: ‘Wat wij in de naam van de Heere Jezus bidden, dat zullen wij ontvangen.’ Je moet naar deze belofte zien en niet zo moedeloos worden dat je het bidden maar opgeeft, want Zelf wordt Hij jouw bidden ook niet moe. Wanneer het gebed maar krachtig en geweldig zou zijn, zou Hij op datzelfde moment alles geven wat je van Hem bidt.
Maarten Luther, (uit: Uit de diepten roep ik tot U)
Dagboek over het gebed (red. H.C. van Woerden).

Maarten Luther