‘Zouden we ooit iemand kunnen vinden als deze man, iemand die zo vervuld is van Gods geest?’, zei de farao tegen hen.
(Genesis 41: 38)
Er zijn momenten waarop je wakker schrikt. Een onrustige droom houdt je uit de slaap. Dat overkomt zelfs de farao van Egypte. Want je kunt wel heerser zijn over leven en dood, de machtigste man van het land zijn, maar dat geeft je nog niet de noodzakelijke rust. Ook een machthebber is een kwetsbaar mens. Deze machtige farao liet Jozef, de verkochte Hebreeuwse slaaf uit Kanaän, eerder na een vermeend seksueel schandaal in de gevangenis werpen. Maar de levende God stelt hem daar tot een zegen. Jozef ontmoet de schenker en de bakker en mag de betekenis van hun dromen doorgeven. De dromen worden werkelijkheid: de schenker wordt in ere hersteld, terwijl de bakker wordt gedood. Dan gaat de tijd verder. Twee volle jaren gaan voorbij. Ongetwijfeld heeft Jozef in de eerste periode nog wel hoop gehouden dat de schenker snel aan hem zou denken. Maar wanneer de dagen weken worden en de weken maanden, wordt het moeilijk om hoop te houden. Hoe houd je moed, wanneer je levensweg getekend wordt door wachten: wacht op een ommekeer in je moeilijke omstandigheden?! Jozef houdt het vol, omdat hij vertrouwt op de levende God! Hij weet: er is een God die mijn leven leidt, ook dwars door de duisternis heen!
Na twee volle jaren grijpt de HERE God in. Op Zijn tijd. Farao droomt. Wat de farao in zijn droom ziet, jaagt hem de stuipen op het lijf. Hij ziet zichzelf staan aan de oever van de Nijl. De rivier is een beeld voor succes, economische groei en vooruitgang. Juist uit deze rivier komen vette én vervolgens magere koeien. De laatste koeien eten de eerste koeien op. Het brengt de farao tot wanhoop en hij moet er toch een onbestemd gevoel bij hebben gekregen van dreiging en oordeel. De farao roept zijn waarzeggers bij elkaar, die hem de droom niet uitleggen. Ze kunnen het niet óf ze durven het niet. Want de betekenis van deze droom is slecht nieuws voor de farao.
Uiteindelijk treedt de schenker naar voren. In alle voorzichtigheid wijst hij de onaantastbare en machtige farao op een Hebreeuwse slaaf, die ooit zijn droom heeft uitgelegd. ‘Farao, zou het misschien wat zijn om die Hebreeuwse slaaf te raadplegen?!’ De farao waagt het erop en laat Jozef komen. Wat moet hij ook anders?!
Zó staat Jozef voor de farao en getuigt hij van de levende God die heden en toekomst kent en de geschiedenis leidt. Vervuld van de Geest legt hij de droom uit en wijst Jozef de weg naar de toekomst. Zó lijkt Jozef op die andere Hebreeuwse slaaf, onze Here Jezus Christus. Jezus Christus kwam in onze wereld om te lijden en te sterven. Hij deelde onze menselijke nood. En Hij stond op uit het graf. Hij leeft en regeert. Mochten we wakker liggen of wakker schrikken om iets wat te groot en te ingewikkeld is, moesten we het er maar op wagen om raad te vragen bij deze Hebreeuwse slaaf, Jezus Christus. Ook wanneer we onszelf als de farao groot en onaantastbaar wanen, moeten we het er maar op wagen, om Jezus Christus te vertrouwen. Hij is de Hebreeuwse slaaf, die antwoord weet. Deze Hebreeuwse slaaf is zo vol van de Geest en weet zich helemaal verbonden met de Vader. Jezus Christus is het antwoord op al onze vragen en zwartste nachtmerries. Hij deelde onze zorgen en zonden. Jezus Christus kwam in deze wereld om te lijden en te sterven en zichzelf te geven tot in de dood aan het kruis. Hij stond op uit het graf om ons leven te geven. Hij is zelf het brood dat leven geeft.
Gij zijt het brood van God gegeven
de spijze van de eeuwigheid;
gij zijt genoeg om van te leven
voor iedereen en voor altijd.
gij voedt ons nog, o hemels brood,
met leven midden in de dood.
J.W. Sparreboom