‘Wees ook dankbaar’ (Kolossenzen 3: 15)
Wanneer heb je voor de laatste keer een dankbaar en blij mens ontmoet? Een beetje overtrokken natuurlijk, die vraag. Maar toch, zo langzamerhand wordt dankbaarheid een schaars product. En het aantal zeurpieten, dat er hier op deze wereld rondhobbelt, groeit onrustbarend. Tevreden mensen daarentegen lijken een bedreigd menselijk ras.
Het valt niet mee, dan leiding te moeten geven. Wat de overheid, plaatselijk, provinciaal en landelijk, ook doet of laat, één van beide: het is niet goed of het deugt niet. Als je op die sentimenten weet in te spelen als politieke partij, dan kun je rekenen op een flink aantal kiezers. Maar o wee, als je dan zelf aan het roer komt… Dus, mensen die van beroep vitter zijn te óver. En tevredenheid? Alleen nog antiquarisch aan te komen.
Paulus heeft heel wat brieven geschreven die in de Bijbel zijn opgenomen. Ook één aan de christelijke gemeente, die in Kolosse ontstaan is. Tot de zaken die hij met de mensen te verhapstukken heeft, behoort ook de levensheiliging. Hij beschrijft hier nieuwe mensen. Mensen, die door de Heilige Geest opnieuw geschapen zijn. Nieuwe mensen leiden een nieuw leven.
En tot dat nieuwe leven behoort dankbaarheid. Dat is niet een extraatje. Zoiets als een illustratie bij een artikel in een blad of zo. Het staat mooi, maar ‘t kan ook zonder. Nee, dankbaarheid behoort tot het wezen van het nieuwe leven. Ja toch? Mee eens? Vind je: dat spreekt vanzelf? Nou, dan mogen we wel subtiel op zoek! Op zoek naar dat venijnige addertje onder het gras.
Want zo vanzelfsprekend is het niet, ziet u. Want dankbaar zijn is niet: tien keer per dag tegen je zelf, of één keer per dag tegen iemand anders zeggen: ‘Ik ben dankbaar’. Of dit één keer of twee per dag in je gebed tegen God zeggen. Nee, ’t zit anders in elkaar. ’t Is moeilijker. Dankbaarheid in de bijbelse zin is namelijk een werkwoord. Dat is natuurlijk niet letterlijk het geval; het is namelijk een zelfstandig naamwoord. Maar in de Bijbel liggen woord en daad wel héél dicht bij elkaar. Het Hebreeuwse woord ‘woord’ betekent óók ‘daad’.
De Bijbel staat vol met teksten over dankbaar, dankbaar zijn, dankbaarheid. En dan met name over wie je dankbaar moet zijn. En vooral aan Wie, namelijk aan God. En over wanneer en hoe je dankbaarheid verschuldigd bent en waaróm. En dan gaat het erom, hoe, aan wie, waarom je je dankbaar moet tonen. Hoe je de dankbaarheid moet en mag bewijzen. De mens is vooral veel dankbaarheid verschuldigd aan God. Omdat Hij door Jezus, aan ons zo onnoemelijk veel gegeven en voor ons gedaan heeft. En die dankbaarheid kunnen en mogen we dan bewijzen in daden. In een leven, een levenspraktijk van elke dag. Die tot eer van God is. En waar mensen om ons heen wijzer van worden. En ook blijer.
En? Komt er dan wat van? Samenvatting van een gesprekje: ‘Hoe gaat het met u, mevrouw?’. ‘Och, ‘k mag niet klagen dominee. Ik mag niet mopperen. Maar ik doe het wel eens. Nou ja, eerlijk gezegd, ik doe het vaak. Té vaak eigenlijk’.
Christenen, echte dan, zijn in wezen, in hun wezen, dankbare mensen. Zó zit het van binnen. Maar het komt er vaak niet uit. Dat zul jij ook merken. En u ongetwijfeld ook. Paulus geeft u en mij dus eigenlijk een geestelijke draai om de oren. Je mag het, naar ik meen, ook vertalen als: En word dankbaar. God wil met en door Zijn Geest in ons leven graag aan het werk. Om ons leven, ook de buitenkant, te veranderen. Zodat we meer en meer worden, wat we (behoren te) zijn: Dankbare mensen! Komen de mensen om ons heen ook nog eens aan de weet dat dit slag mensen niet antiquarisch is, maar nog dagelijks gemaakt wordt. Door de Schepper!
Mijn hart wil blij opspringen,
het kan niet treurig zijn,
ik lach en loop te zingen
in louter zonneschijn.
De zon, die staat te stralen,
O Jezus, dat zijt Gij.
Ik dank U duizendmalen,
Wat zijt Gij goed voor mij!
(Gezang 90: 11)
Gert Vink, ouderling wijk 1