‘Schik u, o Israël om uw God te ontmoeten.’ – Amos 4:12b
De profeet Amos leefde rond het jaar 760 vóór Christus in het Tienstammenrijk, noord-Israël.
Het was de tijd van koning Jerobeam de Tweede. Dat was de tijd van grote welvaart. In economisch opzicht ging het goed. Maar ondertussen was er de onwettige eredienst in Bethel. God werd daar vereerd onder de gedaante van een stierbeeld; iets wat nadrukkelijk verboden was.
En dan het sociale onrecht: de rijken werden steeds rijker en leefde in steeds meer luxe, maar dat wel ten koste van de armen. De armen werden verdrukt en verpletterd (vers 1).
En dan zegt God oordelen: er worden er vijf genoemd in dit hoofdstuk: hongersnood, droogte, misoogst, besmettelijke ziekte en andere rampen. Vijf roepstemmen.
Maar het resultaat? “Nochtans hebt u zich niet bekeerd tot Mij”, zegt de Heere.
Geen bekering. Men liet God maar praten en de profeten maar roepen. En er veranderende niets! Men ging gewoon op de oude voet verder.
En dan komt er een einde aan Gods geduld. Daarom lezen we in vers 12: “Daarom zal Ik u alzo doen, o Israël omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israël, om uw God te ontmoeten.”.
“Alzo” en “dit”, dat is enerzijds iets vaags; anderzijds drukt het iets onheilspellende uit: er gaat iets gebeuren waar eigenlijk geen woorden voor zijn.
En daarom: “Schik u, o Israël, om uw God te ontmoeten.”.
Dat is niet zozeer een oproep tot bekering, want de tijd van bekering is voorbij; het is een oproep om God in Zijn oordeel te ontmoeten, om Gods oordeel dat onafwendbaar is, te aanvaarden.
Je schikken is: je daarop voorbereiden, je daarop instellen. Dat is heel ernstig.
God ontmoeten als Rechter. De rekening van ons leven, van ons doen en laten gaat opgemaakt worden. Dat is ernstig. God ontmoeten in Zijn gericht. Wie zal dan bestaan? Geen mens, want wij zullen niets kunnen aanvoeren tegen alles wat ons wordt tegengeworpen.
Toch is er méér…
Er is ook de ontmoeting met God in genade. Daar hadden we misschien niet meer op gerekend. Toch is er deze heerlijke werkelijkheid. Hoe dan? Wel er staat: “Uw God”. “Schik u, om uw God te ontmoeten.”.
Het gaat niet om een onbekende God, maar om de God van het Verbond. “Ik ben de Heere, uw God”.
En ook al hebben wij deze God op het hart getrapt, Hij denkt nog aan Zijn verbond.
Tussen Amos 4 en Gods komen ten oordeel staat het kruis van Golgotha, waaraan Christus Zich geschikt heeft om Zijn God te ontmoeten. En zo is, om Christus’ wil, de ontmoeting met God ook een ontmoeting in genade.
Hij aanvaardt de lijdensbeker uit de hand van de Vader. Hij ging naar Golgotha, waar Hem het oordeel wachtte. Zo ontmoette de Zoon de Vader in Zijn recht en oordeel. Daar roept Hij het uit: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?”. Dat is het verschrikkelijke gericht over de zonde. Vreselijk!
En waartoe? Opdat wij God zouden ontmoeten in genade.
Weet u / weet jij wat je schikken om God te ontmoeten dan is? Dit: je hand leggen op het Lam en zó naar God gaan.
Je schikken is niet dat je zo geschikt bent en wordt, maar wél dat je vlucht naar Christus. Het is met berouw naar God gaan. Denk aan de verloren zoon. Hij schikte zich, hij bereidde zich erop voor de Vader te ontmoeten. En toen kwam de Vader al naar hem toe en de Vader omhelsde hem. Wat een ontmoeting. Wat viel dat mee!
ZO mogen we door Christus God in Zijn genade ontmoeten in ons leven.
En dat mag uitlopen op de ontmoeting in heerlijkheid.
Johannes, de apostel van de liefde zegt: “Het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk zijn; want we zullen Hem zien, gelijk Hij is” (1 Johannes 3:2).
Wat een ontmoeting zal dat zijn!
ds. J. de Jong