1. De blijdschap van een goed mens is het getuigenis
van zijn goed geweten.
2. Zorg altijd voor een goed geweten en u zult altijd blij zijn.
3. Een goed geweten kan veel verdragen en nog heel
blij zijn temidden van allerlei narigheid.
4. Een slecht geweten is altijd angstig en onrustig.
5. U zult heerlijk rusten als uw hart u niets te verwijten
heeft (1 Joh. 3: 21).
6. Wees alleen blij als u goed gehandeld hebt.
7. Zij die verkeerd willen hebben nooit ware blijdschap,
kennen ook geen innerlijke vrede want er is
geen vrede voor de goddelozen, zegt de Heere
(Jes. 48: 22; 57: 21).
8. En al zeggen zij: ‘Wij leven in vrede, ons kan niets
gebeuren (Mich. 3: 11), wie zal ons iets durven
doen?’, geloof hen niet. Want plotseling zal de toorn
van God tegen hen opstaan en tot niets zullen hun
ondernemingen vervallen en hun plannen te
gronde gaan (Ps. 146: 4).
9. Juichen in kwelling valt iemand die bemint niet
zwaar; want door dit te doen juicht hij om het kruis
van de Heere (Gal. 6: 14).
10. De blijdschap is kort van duur als deze door
mensen wordt veroorzaakt en verkregen.
11. De blijdschap van de wereld wordt altijd gevolgd
door droefheid.
12. Voor de goeden ligt de blijdschap in hun geweten
en niet in de eer bij de mensen.
13. De blijdschap van de rechtvaardigen komt van God
en ligt in God en zij verheugen zich over de waarheid
(1 Kor. 13).
14. Wie de ware en eeuwige vreugde verlangt, geeft
niets om het tijdelijke.
15. En wie nog tijdelijke blijheid naloopt of die niet van
harte minacht, stelt blijkbaar de hemelse vreugde
niet op prijs.
16. Een grote innerlijke rust bezit hij die zich over geen
roem of kritiek bekommert.
17. Als men een zuiver geweten heeft is vrede en rust
niet ver verwijderd.
Uit: Thomas à Kempis, De navolging van Christus
Dr. M. Klaassen, V.D.M.