En toen Hij opkeek, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen, en Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine munten daarin werpen. En Hij zei: Werkelijk, Ik zeg u dat deze arme weduwe er meer dan allen in geworpen heeft. Want die allen hebben van hun overvloed daarin geworpen als offergave aan God, maar zij heeft van haar armoede alles wat ze voor haar levensonderhoud had, daarin geworpen (Lukas 21: 1-4).
Jaren geleden ontmoette ik twee mensen, die met elkaar in gesprek waren. Het ging over de vraag hoeveel je nu eigenlijk in de collectezak moet stoppen? Eén van die mannen wist een goed antwoord. Hij zei: ‘Stel je voor dat je geld in de collectezak valt… welnu: gooi er dan zoveel in dat je je niet hoeft te schamen voor God, omdat Hij ziet hoeveel je erin gooit. Maar stel je nu voor dat je geld per ongeluk naast de collectezak valt… welnu: laat het dan zoveel zijn, dat je je niet hoeft te schamen voor je buurman als hij ziet hoeveel je ernaast gooit.’
De Heere Jezus heeft ook speciale belangstelling voor de collectezak. Met belangstelling bekijkt Hij de mensen, die hun vrijwillige bijdrage geven voor de instandhouding van de eredienst. Tussen al dat papiergeld ontdekt Hij ook kleingeld. Het zijn de twee penninkjes van die arme weduwe. Die twee kleine koperen muntjes staan gelijk aan 1/32ste deel van het loon, dat een arbeider in die tijd per dag verdiende. Omgerekend naar onze tijd kom ik dus uit op ¼ deel van een uurloon. Die weduwe geeft dus al gauw € 15,-. En nu wij toch aan het rekenen zijn: weet u uw uurloon? En hoeveel uurlonen geeft u aan de kerk?
Die twee penninkjes van de weduwe leren ons het volgende:
- Wij moeten onze vrijwillige bijdrage niet afmeten aan wat wij weggeven, maar aan wat wij overhouden. Deze weduwe geeft al haar leeftocht. Zij vertrouwt haar leven helemaal toe aan de Heere. En daarom houdt zij niet meer over.
- Wij moeten niet zozeer letten op het bedrag, dat wij geven, maar op de gezindheid, waarmee wij geven. De Bijbel zegt ergens, dat God de blijmoedige gever lief heeft.
- Geven is niet een kwestie van iets geven, maar van alles geven. Dat zien wij overduidelijk bij de Heere Jezus. Hij geeft niet iets, maar Hij geeft Zichzelf. Hij geeft alles wat Hij heeft. Zelfs Zijn leven!
- De Bijbel spoort ons aan om naar draagkracht te geven. Wie veel heeft ontvangen, kan veel weggeven. Wie op dit moment echt krap bij kas zit, hoeft niet meer te geven, dan dat hij nu kan missen.
- Het geven van onze liefdegaven voor de dienst des Heeren is niet alleen opdracht voor de rijken, maar ook voor de allerarmsten. De Heere Jezus geeft deze weduwe niet haar twee penningen terug. Nee, Hij aanvaardt die twee penningen als een teken van haar liefde. Want ook hier geldt: gegeven goed gegeven.
H.J. van der Veen