De geboorte van het Paaslam

En er waren herders in diezelfde streek,
die zich ophielden in het open veld en ‘s nachts
de wacht hielden over hun kudde.
Lukas 2: 8

Hebt u dat ook wel eens: je leest iets waar je van opkijkt en wat je verrast. Dat overkwam mij toen ik het boekje van René van Loon, ‘Hoogtepunten in het Heilige Land, bijbelstudies over plaatsen in Israël’ las. Hij schrijft over de herders in de velden van Efratha het volgende:

‘In de Misjna, de Joodse overlevering, wordt gezegd dat dieren die worden gevonden ‘tussen Jeruzalem en Migdal-Eder’, of binnen diezelfde afstand aan andere zijden van Jeruzalem, beschouwd moeten worden als offerdieren: mannelijke dieren als brandoffers, vrouwelijke dieren als vredeoffers…

Voor de offerdienst in de tempel waren veel dieren nodig: elke dag twee (730 per jaar) en bij het Pesachfeest vele tienduizenden. De dieren mochten geen enkel gebrek vertonen (Leviticus 22). Om die reden werden ze niet door de pelgrims meegenomen van verre oorden, waardoor ze onderweg een poot konden breken, maar ze werden dichtbij Jeruzalem gefokt. In de omgeving van Jeruzalem, en vooral bij Bethlehem, waren dus grote kuddes, vooral bedoeld om Paaslammeren voort te brengen…

De herders van deze bijzondere kuddes kregen echter een speciale opleiding om hun dieren op de juiste manier te verzorgen. De offerdieren moesten immers met de grootste zorg worden omgeven. Om allerlei redenen kon een dier als offerdier worden afgekeurd; er moest door de herders op veel zaken gelet worden. Het gaat hier dus om bijzondere herders, met een heilige roeping: om lammetjes te fokken, die geschikt zouden zijn voor de offerdienst, vooral voor de offers op het Pesachfeest. Hun Paaslammeren moesten volkomen gaaf zijn.

Het zijn déze herders die ‘s nachts de wacht houden over hun kudde en plotseling een engel zien. De engel kondigt aan dat de Redder geboren is in de stad van David, Bethlehem. Vervolgens zegt de engel: ‘En dit zal voor u het teken zijn: u zult het Kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in de kribbe’ (Lukas 2: 12). Nu staat in sommige handschriften ‘de kribbe’ en in ander handschriften ‘een kribbe’. Maar hoe dit ook zij, blijkbaar was het voor de herders duidelijk welke kribbe de engel bedoelde. Ze krijgen geen nadere aanwijzingen. Ze wisten waar ze moesten wezen om het Kind te vinden. Het ligt dan voor de hand dat het gaat om de kribbe van hun eigen kudde.

Daar waar de Paaslammeren geboren worden en opgroeien, daar wordt Jezus geboren. Daar ligt Hij in een voerbak voor Paaslammeren. En de verzorgers van de Paaslammeren zijn de eersten die Hem komen aanbidden. Zo valt over de kribbe al de schaduw van het kruis. Jezus wordt geboren waar de Messias geboren móet worden: in Bethlehem. Daar staat Zijn ‘wieg’, tussen de Paaslammeren.’

Ik wens u Gods zegen rond de kribbe van Bethlehem.

H.J. van der Veen