“Door zijn geloof kon Abraham, toen hij op de proef werd gesteld, Isaäk als offer opdragen. Hij die de beloften had ontvangen, was bereid zijn enige zoon te offeren. Terwijl er tegen hem gezegd was: ‘alleen door Isaäk zul je nageslacht krijgen’, zei hij bij zichzelf dat het voor God mogelijk moest zijn iemand uit de dood op te wekken, en daarom kreeg hij hem ook terug, bij wijze van voorafbeelding.”
(Hebreeën 11: 17-19)
‘Wat is je grootste uitdaging?’, vroeg ik tijdens de dienst waarin 22 kinderen afscheid namen van de kindernevendienst. De ‘bean boozled challenge’ is wel een bijzondere uitdaging en zo zijn er meer rare uitdagingen te bedenken! Maar méér dan welke uitdaging ook is het een uitdaging om te vertrouwen op God!
Zo test de HERE God het geloofsvertrouwen van Abraham. Abraham heeft al veel geleerd in de omgang met God. Hij heeft de HERE God leren kennen als de God die hem wegroept uit alle bestaande zekerheden, de God die het kermen van zijn oudste zoon Ismaël hoort en als de God die vergeeft. Nu roept God opnieuw: “Abraham, roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaäk, en ga naar het gebied waar Moria ligt om hem te offeren op de berg die ik je zal wijzen.” Wat een bizarre opdracht is dit! Ieder woord van de HERE God moet Abraham hebben getroffen als een hamerslag!
Kent Abraham de HERE God wel écht? En: durft Abraham écht helemaal op deze God te vertrouwen? Abraham gehoorzaamt. Het kan niet anders dan dat het die nacht heeft gestormd in zijn hart! Is dit dezelfde God die hem eerder heeft geholpen en gered? Is dit dezelfde God die troost en hoort en bemoedigt? Toch: wanneer Abraham onderweg gaat, vertrouwt hij helemaal op God. Hij begrijpt de HERE God niet, maar hij kent God wel.
Later zal de schrijver van de Hebreeënbrief zeggen dat Abraham bereid was om zijn enige zoon te offeren. Daarmee liet Abraham zien dat hij de God die hij heeft leren kennen onvoorwaardelijk wilde volgen, ook wanneer hij Hem niet begreep. In het verleden heeft Abraham in vertrouwen op God al zijn land en huis opgegeven, omdat hij de stem van God heeft gehoord. Nu heeft Abraham een zoon gekregen die zijn erfgenaam zal zijn. Die zoon Isaäk is zijn zekerheid voor de toekomst. Waar vertrouwt Abraham nu echt op in zijn leven: op zijn zoon Isaäk en daarmee op datgene wat hij kan zien en tasten. Of vertrouwt Abraham echt helemaal op God en de belofte die God heeft gegeven.
Abraham gáát op weg en vertrouwt op Gods belofte. Hij gelooft, volgens de Hebreeënbriefschrijver, dat het voor God mogelijk moet zijn om iemand uit de dood op te wekken. Wat een geloofsvertrouwen klinkt hierin! Abraham begrijpt de weg van God niet en hij weet niet hoe God zijn zoon zal sparen, maar hij weet wel dat God heeft beloofd dat dit kind zijn erfgenaam is. Abraham vertrouwt onvoorwaardelijk op Gods belofte. Deze God is ook vandaag dezelfde. Durven we te geloven dat God groter is dan onze problemen en zorgen?!
Abraham krijgt zijn zoon Isaäk op een bijzondere en wonderlijke manier terug. Op het moment dat Abraham zijn zoon op het altaar heeft gelegd, klinkt er opnieuw een stem uit de hemel. Raak de jongen niet aan! Het is de stem van God. De proef is ten einde. Abraham heeft laten zien dat hij zich volledig toevertrouwt aan deze God. Isaäk mag van het offeraltaar afkomen en leven! De Hebreeënbriefschrijver zegt ervan dat deze geschiedenis, waarbij Isaäk zich laat binden op het altaar en als het ware door de dood heen verder leeft, een gelijkenis is.
Het is een gelijkenis van de geschiedenis van Jezus Christus. Jezus Christus is de Zoon van God die de weg is gegaan tot aan het kruis. Hij is het volmaakte offerlam, dat zich heeft laten vastspijkeren aan het kruis voor onze zonden. Hij ging vrijwillig tot in de dood. En Jezus Christus stond uit de dood op. Jezus Christus lééft. Hem kunnen we vertrouwen!
J.W. Sparreboom