De Handelingen van Jezus

‘Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, van al hetgeen Jezus begonnen heeft beide te doen en te leren…’
(Hand. 1: 1)

Dit is waar het in het christelijke geloof over gaat, zei Lukas tegen Theofilus. Dit is wat ik u gezegd heb in mijn vorige geschrift, maar nu wil ik u nog iets meer vertellen. ‘Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, van al hetgeen Jezus begonnen heeft te doen en te leren’. Daar ligt de nadruk op: ‘al hetgeen Jezus begonnen heeft’. Dat betekent dat Hij niet klaar is.
Hij gaat ermee door. Lukas zei: Luister Theofilus, ik heb een tweede geschrift gemaakt. Ik heb u verteld wat Hij begonnen heeft te doen, u heeft dat, u heeft dat gelezen, dat is het Evangelie. Nu wil ik u vertellen wat Hij voortgaat te doen. (…)
Wat Hij doet, dat doet ertoe, niet wat wij doen, en de boodschap van de kerk is niet alleen wat Hij gedaan heeft maar wat Hij doet. Hij gaat door. En het boek Handelingen vertelt ons over de verdere daden van Jezus.
Hoe is Christus dan bezig? Wel, dit boek vertelt ons dat Hij aan de rechterhand van God zit in de eeuwige heerlijkheid. Na Zijn opstanding heeft Hij iets gezegd wat zo duidelijk zichtbaar wordt in dit boek. Hij zei tegen deze mannen: ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Gaat dan heen, onderwijst al de volken’. Zij moesten het Evangelie gaan verkondigen en de volken tot Zijn discipelen maken. Ik weet niets wat zo vertroostend en bemoedigend is dan die wonderlijke, gezegende uitspraak. Deze wereld is niet in handen van de politici alleen, het is in de handen van deze levende Jezus, deze opgestane Christus. Dit is de boodschap: God de eeuwige Vader, de Schepper en Eigenaar van alle dingen heeft de regering en de verlossing van deze wereld overgedragen aan Zijn Zoon. En Hij heeft alle macht in hemel en op aarde.
Wat is het verhaal? Wel, er was een handvol mensen die door de autoriteiten in Jeruzalem beschouwd werden als gewone, eenvoudige, ongeletterde en ongeleerde mensen. In wezen ging het om twaalf mannen en nog een paar anderen met hen. Ze hadden niets om zichzelf aan te bevelen, geen grote namen, geen titels, geen geld, geen communicatiemiddelen of advertenties. Ze hadden niets – ze waren onbetekenend. En toch, het is een feit dat dit handjevol onwetende en ongeletterde mensen -om Lukas’ woorden uit hoofdstuk 17 te gebruiken- ‘de wereld in rep en roer brachten’. Binnen twee eeuwen, werd het christendom de sterkste kracht in het grote Romeinse Rijk. (…) Het is nu niet mijn taak om dat feit te overwegen. Alles wat ik wil vragen is: Hoe was het mogelijk dat dit kleine groepje mensen ooit die positie bereikte waardoor ze het hele Romeinse Rijk op zijn grondvesten deden schudden zodat het binnen zo’n korte tijd officieel christelijk werd? (…)
Het uitgangspunt, het meeste fundamentele is dat het in het christendom over Jezus gaat. ‘Ik heb u reeds over Hem geschreven’, zegt Lukas in feite, ‘en ik wil u meer over Hem vertellen’. Het christelijke geloof is niet een leer, het is een persoon. Het is niet slechts een ethische levensopvatting die je kunt toepassen op de politiek. Nee, je begint met een historische persoon (…). De Heere Jezus Christus was het thema van de prediking van de vroege kerk. Hij is het onderwerp van Lukas’ Evangelie. Hij is het onderwerp van het boek Handelingen. Dat is het tragische wat heden ten dage vergeten is. ‘Wat wij willen’, zeggen mensen, ‘is de toepassing van Zijn leer’. Maar dat is niet zo. Wat u nodig heeft is Hem te kennen en in een relatie met Hem te komen. Je begint niet met Zijn leer, je begint met Hem. Dat is de boodschap: ‘…al hetgeen Jezus begonnen heeft beide te doen en te leren’.
De Heere Zelf zei tegen Zijn discipelen: ‘Gij zult Mijn getuigen zijn’ (Hand. 1:8). Hij zond deze mannen uit om te gaan preken. Hij zei: Jullie gaan niet alleen maar uit om Mijn onderwijs te preken. Jullie gaan uit om over Mij te preken. En als u het boek Handelingen leest, dan ontdek je dat de discipelen van Jezus altijd ‘Jezus en de opstanding’ preekte (Hand. 17:18). Ze gingen naar mensen en vertelden hen over deze Persoon. Dat was hun hele prediking. Ze begonnen nooit met de politieke of sociale situatie. Ze zeiden: Luister, wij hebben iets te vertellen over een persoon die Jezus heet. (…)
Ik benadruk dit omdat er mensen zijn die zeggen dat het christelijk geloof prima is als je belangstelling hebt voor religie, maar als je geen godsdienstige belangstelling of levensvisie hebt, dan maakt dat niet uit, je moet gewoon meenemen wat je wat lijkt. Maar u ziet dat deze opvatting direct ontzenuwd worden door de woorden van de Heere Jezus. Hier is een boodschap die verkondigd moet worden tot aan de einden van de aarde. Waarom? Omdat er in deze Persoon, Jezus, iets gebeurd is dat elk individu die er ooit geweest is en er ooit zijn zal in deze wereld, raakt. Als het christelijke geloof alleen maar een filosofie of een politiek ideaal was, dan was niemand verplicht het te geloven. Er zijn verschillende rivaliserende filosofische stromingen, er zijn allerlei rivaliserende opvattingen en theorieën en de een gelooft dit en de ander gelooft dat. Maar wat wij hier zien is niet wat u en ik geloof, maar feiten, en de feiten zijn deze Persoon die Jezus heet, wat Hij deed en wat Hij zei en wat Zijn Persoon betekent.
Dit is de boodschap van het christelijke geloof. Dit maakte de kerk tot wat het was. Hebben mensen het nodig verteld te worden over een of ander programma dat je beter in het leven doet staan? Dat is niet onze grootste nood. Onze grootste nood is God te kennen. Als we allemaal een kapitaal kregen, zou dat onze problemen oplossen? Zou dat ons morele probleem oplossen? Zou dat het probleem van de dood oplossen? Zou dat het probleem van de eeuwigheid oplossen? Natuurlijk niet. De boodschap van het christelijke geloof gaat niet over wereldverbetering. Het gaat over de verandering van mensen – ondanks de wereld- die hen voorbereidt op de heerlijkheid die komt. Begrijpt u nu dat de kern van het christelijke geloof niet is dat u opgeroepen wordt wat te doen, maar dat het u zegt wat Jezus kwam doen in de wereld voor u.

(uit: dr. D.M. Loyd-Jones, Authentic Christianity,
Edingburgh 1999, 1-16, vertaling M.Klaassen.)

dr. D.M. Loyd-Jones