De monniksgier       

De monniksgier                                                                                                               ds. G.J. Mink
Deuteronomium 32: 10-12
Enige tijd geleden strandde een monniksgier op de Maasvlakte. Een bijzonder grote vogel. Hij heeft een hoogte van ongeveer een meter en als hij zijn beide vleugels
uitbreidt, dan heb je een spanwijdte van 2,75 meter.
Mozes vergelijkt de HEER met een ‘arend’. Deskundige uitleggers denken dat het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt eigenlijk ‘monniksgier’ betekent. Klinkt wel wat minder vriendelijk. Het gaat in deze beeldspraak niet zozeer om het karakter van een gier, als wel over een aantal andere eigenschappen. Een aantal kenmerken van de monniksgier en de HEER komen overeen. Waar de gier een enorme kracht in bek en klauw heeft, is ook de HEER bijzonder sterk: wat Hij wil, kan Hij ook. Waar de gier een scherpe blik heeft en hem niets ontgaat, ziet ook de HEER bijzonder scherp, soms zelfs dwars door je heen. Waar de monniksgier door zijn krachtige vleugels snel ter plaatse is, is ook de HEER op de juiste tijd op de juiste plaats. Waar de monniksgier welhaast onvermoeibaar is, heeft ook de HEER geen vakantie nodig of een time out, maar is Hij altijd paraat.
Israël heeft de HEER ervaren als een monniksgier. Zoals deze vogel ziet Hij scherp, snelt Hij toe en bereikt Hij zijn doel. Mozes onderstreept dit heel nadrukkelijk door maar liefst zeven werkwoorden in korte tijd achter elkaar te gebruiken. Zeven, het getal van de volheid.
In de woestijntijd was er gebrek aan water en eten, de kans op verdwalen was groot, de toekomst van het volk onzeker. Maar de HEER vond zijn volk en had een beter land in petto, een land van melk en honing. We hebben een heerlijke toekomst!
De HEER omringde zijn volk. Zoals bij de geslachtsgemeenschap een vrouw haar man omringt, zo omringt de HEER zijn volk: veilig en liefdevol. We doen met Hem gelukzalige ervaringen op!
De HEER onderwijst zijn volk. We zijn nooit zonder goede coaching!
De HEER spreidde zijn vleugels uit. Met deze vleugels worden overigens niet die van de gier bedoeld, maar die van de cherubs boven de ark van het verbond, boven het
verzoendeksel. De HEER verzoent onze zonde.
De HEER heeft zijn volk opgenomen, bevrijd uit het diensthuis van zonde, slavernij en dood. Wij ontvangen de vrijheid van Gods kinderen.
De HEER heeft zijn volk gedragen, veilig geleid door de woestijn in de wolkkolom en
de vuurkolom. Ja, ‘dag aan dag draagt Hij ons. Die God is ons heil’ (Ps. 68: 19).
De HEER koesterde zijn volk als zijn oogappel. Hij is bijzonder zuinig op ons.
Zoals een arend over zijn jongen waakt
zoals een arend voortdurend erboven blijft zweven,
zo zweeft de Heilige Geest boven de woeste en ledige aarde
zo zweeft de Heilige Geest boven de kinderen van God
Daardoor zijn de kinderen veilig waar ze zich ook bevinden
Daardoor zijn de kinderen veilig hoe oud of jong ze ook zijn.
Redenen genoeg  om de HEER te prijzen (Gezang 868):
Lof zij de Heer, Hij omringt met zijn liefde uw leven;
heeft u in ‘t licht als op adelaarsvleug’len geheven.