De mus, de zwaluw en ik

Zelfs vindt de mus een huis en de zwaluw haar nest, waarin zij haar jongen legt: bij Uw altaren, HEERE van de legermachten, mijn Koning en mijn God. Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen, zij loven U voortdurend’ (Ps. 84: 4-5).

De beste plek
Elk jaar doet weekblad Elsevier een onderzoek wat de beste plekken in Nederland zijn om te wonen. Maar elke keer zit de Elsevier er naast. De beste plek is niet Haren of Bloemendaal – de beste plek waar een mens kan zijn is het huis van God. Elke keer dat je in de kerk bent, bevind je je op de beste plek waar je zijn kunt. Want het huis van God is de plek waar je God kunt ontmoeten. En daarom heeft een gelovige het huis van God lief. In Psalm 84 horen we liefde en verlangen: ‘Hoe lieflijk zijn Uw woningen (…) mijn ziel verlangt, ja bezwijkt zelfs van verlangen naar de voorhoven van de HEERE’. De dichter kan zich geen betere plaats voorstellen dan daar te zijn. En daarom benijdt Hij degenen die daar wonen. Hij zegt in vers 5: ‘Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen’. Wat ben je dan gelukkig als je daar mag zijn, zoals de priesters en de levieten die daar zomaar in en uit mogen gaan, die altijd bezig zijn met de dienst van de Heere. En weet je wie daar ook in en uit gaan? De vogels. Zonder zich ergens aan te storen vliegen de musjes en de zwaluwen daar zomaar binnen! Die eenvoudige vogeltjes voelen zich veilig in het huis van God. Ze bouwen er zelfs hun nestjes! Vlak bij de altaren. Ze strijken zomaar neer op die heilige plaats. O, de dichter benijdt hen. Hij zou daar ook wel willen zijn – zo dicht bij God. Altijd in en uit kunnen gaan… Hij is misschien een paar dagen in Jeruzalem, maar dan moet hij weer naar huis. En dan duurt het misschien weer maanden voordat hij weer terug kan komen. En daarom benijdt hij de mussen en de zwaluwen en al die mensen die in Gods huis mogen wonen, de priesters en de Levieten.

Ongewoon
Wat zit daarachter? Daar zit de overtuiging achter dat er geen plek is waar je beter kunt zijn, dan in Gods huis. Vind u dat ook? Laten we maar eerlijk zijn: vinden we het vaak niet heel gewoon om in Gods huis te zijn? Het is vaak zo vanzelfsprekend voor ons. Maar dat is niet waar. Als je begrijpt wie jezelf bent – een door en door zondig mens – en je begrijpt wie God is, de heilige en Almachtige – dan is dat niet vanzelfsprekend meer. Wie niet de verwondering kent dat God met je van doen wil hebben moet zich ernstig afvragen of je God wel kent. Liefde voor het huis van God kan er alleen maar zijn als je beseft hoe ongewoon, hoe onvanzelfsprekend is dat God contact met ons wil hebben.

Genade
Dat God een huis heeft is een en al genade. De tempeldienst is één stuk evangelieprediking. God zei als het ware: ‘Ik maak een plek waar Ik Mijn volk wil ontmoeten. Waar Ik vergeving wil schenken. Waar je de gemeenschap met Mij kunt ervaren, waar je de vrede en de zegen kunt ontvangen’. Dat hadden de Israëlieten niet verzonnen, dat deed Hij! Híj zorgt ervoor dat er een plaats is waar je Hem kunt ontmoeten – en Híj zorgt er ook voor dat die ontmoeting mogelijk is. Want Hij zorgt voor verzoening. Als dat er niet was, dan was die ontmoeting helemaal niet mogelijk. Dan zou je alsnog verteren en verschroeien. Maar Hij plaatst het altaar. Hij zorgt voor verzoening en vergeving! En dat doet Hij nog! Overal in deze donkere, gevallen wereld schept God plaatsen waar Hij wil wonen en werken! Waar Hij ons wil ontmoeten, waar Hij gemeenschap met ons wil hebben!

Om Jezus’ wil
Alles wat de dichter in de tempel vond, dat kunnen wij vinden in Jezus. Hij is de weg waarlangs wij tot de Vader mogen komen. Zijn kruis is het altaar waar wij volkomen vergeving van al onze zonde mogen vinden. Wat de dichter in de tempel vond, vinden wij in Jezus. En daarom is er ook vandaag plaats bij God. Dat is enkel en alleen, omdat er voor Hem geen plaats was. Er was voor Hem geen plaats in de herberg. Er was voor Hem geen plaats om te rusten. Er was voor Hem geen plaats op de aarde. ‘Weg met Hem’, riepen ze. De enige plaats die ze Hem gunden – was het kruis. Zo hing Hij daar, tussen hemel en aarde. Verstoten van de aarde – geweigerd door de hemel. Er was geen plaats voor Hem. Dankzij Jezus mogen wij, net als de musjes en de zwaluwen, schuilen bij God. En is dat niet een veel groter wonder? De dichter verbaast er zich over dat er plaats is voor musjes en zwaluwen – maar is het niet een veel groter wonder dat er plaats is voor u en mij? Want musjes en zwaluwen hebben niet gezondigd – maar wij wel. Wie dat beseft kan zich alleen maar verwonderen. ‘Heere, wat een wonder dat ik bij U mag komen – dat er zelfs plaats voor zo een als ik ben’.

Ds. M. Klaassen