‘Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God en niet uit ons.
(2 Kor. 4 : 7)
Ongewenst
Stel je toch eens voor: dat je dominee bent – en je gemeente hoeft je niet! Dat gebeurt helaas wel eens. Maar wist u dat dit een oud probleem is? Wist u dat Paulus dat ook al meemaakte? Dat gebeurde in Korinthe: een groot deel van de gemeente hoeft hem niet. Wat is er aan de hand dan? Het komt hierop neer: in de gemeente van Korinthe, die door Paulus gesticht was, zijn mensen van buitenaf gekomen die voor veel verwarring hebben gezorgd. Ze voelen zich heel wat -en wat erger is: ze trekken de gemeente bij Paulus weg. Ze hebben kritiek op hem en ze kijken op hem neer.
Een van hun kritiekpunten is dat ze niet begrijpen waarom Paulus zoveel mee moet maken, zoveel lijden. Als je toch echt een apostel van Jezus Christus bent, als je echt vervuld bent met de Heilige Geest, dan laat God je toch niet zoveel meemaken?! En inderdaad: Paulus maakt veel mee. Hij wordt verdrukt, is twijfelmoedig (8), wordt vervolgd, voelt zich neergeworpen (9)… En in hoofdstuk 11 noemt hij nog veel meer: in gevangenissen gezeten, in doodsgevaar, vijf keer stokslagen gekregen, gegeseld, gestenigd, drie keer schipbreuk geleden… Dat riep bij deze mensen de vraag op: hoe kun je nu een gezant van Christus zijn, terwijl je zoveel tegenslag en lijden moet meemaken? Dan lijkt het toch alsof God tegen je is?!
Broze vaten
Maar is dat zo? Is lijden een teken dat God tegen je is? Of moet je dat heel anders zien? Paulus vertelt in deze brief juist iets heel anders: ja, ik moet veel lijden, ik maak veel mee – maar dat doet God juist bewust! Dat is de achtergrond van de tekst: ‘Wij hebben deze schat in aarden vaten…’. God legt de schat van het evangelie in aarden vaten. Wat betekent dat? Met dat aarden vat bedoelt Paulus zichzelf. Het is een beeld van Paulus en van iedereen die in de dienst van de Heere staat. Een dienaar van het evangelie is een vat. Dat zegt ons misschien niet gelijk wat, maar een vat in die tijd was niet bijzonder. Vaten zag je overal. Plastic hadden ze nog niet, dus voor het opslaan van olie en wijn gebruiken ze vaten, aarden vaten of kruiken. Een gebruiksvoorwerp dus, niets bijzonders. Zo’n aarden kruik is niet alleen gewoon, het is ook kwetsbaar, broos. Als ‘ie omvalt, is ‘ie stuk. En dat geldt dus ook voor een dienaar van het evangelie. God legt de schat van het evangelie in aarden vaten, in zwakke, broze mensen.
Net als ieder ander
Een dominee, een dienaar van het Evangelie, is maar een vat. Dat betekent: in jezelf ben je zwak, broos en kwetsbaar. Soms kom je wel eens mensen tegen die denken dat dominees tot een ander soort mensen horen. Ik kan me herinneren dat ik eens een gesprek had met iemand die me vertelde dat hij bidden zo moeilijk vond. Ik zei toen: ‘Dat heb ik ook wel eens. Momenten dat ik het heel moeilijk vind, dat het bijna niet gaat’. Hij keek me aan: ‘Hebt u dat ook dan? U bent toch dominee?!’ Ja, dat heb ik ook. We zijn maar aarden vaten. Een dominee wordt net zo goed gekweld door angst, bezorgdheid, twijfel, ziekte, moeheid – als elk ander mens. En daar komt nog bij dat mijn hart even zondig en slecht is als van iedereen. Ook van mij geldt dat in mij, dat is in mijn vlees geen goed woont. U begrijpt misschien wel: dan kan het soms een aanvechting zijn: ‘Heere, wie ben ik om dit werk te doen? Om Uw evangelie te verkondigen?’ Het is niet niks dat het Woord van God door een mensenmond heen moet. Er is een prachtig versje van Guido Gezelle, waarin hij zijn onwaardigheid voor God voelt. Dan bidt hij:
Jesu, wijs en wondermachtig, weest mij, arme knecht, indachtig, leert mij spreken Uwe naam.
Gods methode
En toch, dit is nu juist Gods methode: Hij kiest ervoor om de schat van het evangelie te presenteren in aarden vaten. God stuurt geen engelen, Hij stuurt mensen, een mens van vlees en bloed, een mens als ieder ander. Waarom doet Hij dat? Weet je waarom? Om twee redenen. De eerste is: alleen mensen kunnen het evangelie verkondigen. Engelen zouden dit werk niet kunnen doen. Een engel zou je niet begrijpen als je klaagt over je zonde, een engel zou niet naast je kunnen staan als je verdriet hebt of rouw. En daarom gebruikt God mensen. Mensen die naast je kunnen komen staan, mensen die begrip hebben voor je tranen en voor je vreugde, mensen die weten waar je het over hebt als je last hebt van de zonde, als je je koud en leeg en arm en schuldig voelt, maar die óók de kracht van het Woord van God hebben leren kennen, die je de weg kunnen wijzen naar het Lam van God, daarom kunnen alleen mensen het evangelie verkondigen.
De tweede reden is: als er zegen mag zijn, mensen worden geraakt door het evangelie, mensen worden veranderd – dan kun je nooit zeggen: ‘Dat is mijn werk’. Dan kun je alleen maar zeggen: ‘Dat is Gods werk!’ Dan kun je alleen maar zeggen: ‘Dat is de kracht van God, die door mijn zwakheid heen zichtbaar wordt’. God kan alleen werken door mensen die beseffen dat ze in zichzelf krachteloos en zwak zijn. En daarom zei de Heere ook tegen Paulus: ‘Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht (2 Kor. 12: 9b). En daarom zegt Paulus ook in datzelfde gedeelte: ‘Als ik zwak ben, dán ben ik machtig’ (2 Kor. 12: 10b). God maakt mij zwak, opdat Zijn kracht in mij zal werken.
n.a.v. de intrededienst als predikant van wijk III.
Ds. M. Klaassen