De twee dochters van de hoop

Vorige week debatteerde de Tweede Kamer over het verslag van informateur Ronald Plasterk. Ik ga hier niet proberen een steentje bij te dragen aan politieke analyses. Duidelijk is wel dat er nog een lange weg te gaan is tot er een regering op het bordes verschijnen zal. En dat terwijl er veel, heel veel, is dat vraagt om keuzes, om richting, om beleid dat het hóudt. Dat er nog geen begin is van een formatieproces dat kans maakt op succes, roept emoties op binnen én buiten de Tweede Kamer. Een in het oog springende emotie is woede. Bínnen de Kamer, over gedrag van anderen, of om een gevoel van onmacht misschien. Maar woede wordt ook zichtbaar búiten de Kamer. Het kan opkomen bij heel verschillende mensen. Bij mensen die bang zijn voor de toekomst vanwege de opwarming van het klimaat en die daarom boos zijn op medeburgers die er maar op los leven. Of bij mensen die bang zijn voor de toekomst vanwege bestaansonzekerheid voor zichzelf of de volgende generatie en die daarom boos zijn op overheden en bestuurders die hen geen panklare oplossingen weten voor te schotelen. Dit soort boosheid, hoe begrijpelijk wellicht ook op het eerste gezicht, kan iemands blik versmallen. Het kan leiden tot verbittering. Het kan destructief zijn. Toch kan woede ook een positieve emotie zijn. Dit werd benoemd door CU-fractievoorzitter Mirjam Bikker. Ze deelde in haar bijdrage een citaat dat wordt toegeschreven aan Augustinus: ‘Hoop heeft twee prachtige dochters, woede en moed. Woede over de dingen zoals ze zijn en moed om te geloven dat ze niet zo zullen blijven, zoals ze zijn.’ Woede kan dus hoopvol zijn. Het kan mensen in beweging zetten, tot actie bewegen. Meer dan angst of onzekerheid. Deze ‘positieve’ woede, die m.i. inderdaad ook voluit christelijk is, wil het kwaad ongedaan maken, het overwinnen. Deze woede, die bijv. bij sommige profeten aan het licht komt, wordt gedragen door de hoopvolle overtuiging dat het kwaad daadwerkelijk overwonnen kan worden en zij wordt gevoed door de moed om het kwaad daadwerkelijk en onverschrokken te lijf te gaan. En doordat deze woede zich tegen het kwade richt, staat zij in dienst van het goede: het geluk en heil van de naaste, het welzijn van Gods schepping. Zo is ze niet destructief, maar juist constructief. Veel burgers voelen zich apathisch, zien het ‘daar in Den Haag’ niet meer goed komen. Ook onder christenen kan dat gevoel er zijn. Het brengt sommigen tot complotdenken. Voor anderen voedt het een neiging, die in sommige stromingen van het christendom altijd (latent) aanwezig is geweest, om zich terug te trekken op een eiland waarop we het samen goed hebben, in afwachting van goddelijk ingrijpen. Kan het zijn, zo vraag ik me af, dat er onder ons als christenen vandaag te weinig constructieve woede is? Te weinig moed? We laten de hoop, een onderscheidend element van ons geloof, toch niet varen?

We leven in de Veertigdagentijd van bezinning, waarin het kruis ons bepaalt bij wat in déze wereld getekend wordt door de zonde, waar God radicaal mee wilde afrekenen en Zijn Zoon daar de hoogste prijs voor betaalde. Maar in deze tijd richt ook het open graf onze blik op Gods komende wereld, die nu al tekengewijs binnenbreekt in de huidige. In deze tijd overwegen we een lied van de Schrijver voor gerechtigheid (lied 282 in Hemelhoog). Een lied dat ons zicht geeft op die twee mooie dochters van de hoop:

  • ‘Maak ons hart onrustig,
    God, dat het ontevreden klopt
    als we mooie leugens horen
    en gemakkelijke woorden!
    Maak ons hart onrustig, God.

    Stort in ons Uw tranen uit.
    Mensen worden uitgebuit,
    weggeschopt en opgesloten.
    Zegen hen als wij hen troosten.
    Stort in ons Uw tranen uit.

    Steek in ons Uw woede aan
    om het onrecht te weerstaan!
    Geef ons moed om op te treden, l
    aat ons vechten voor de vrede.
    Steek in ons uw woede aan.

    Laat ons dwaas en koppig zijn.
    Laat ons doorgaan tot het eind.
    Gaat het onze kracht te boven,
    laat ons dan in U geloven.
    Laat ons dwaas en koppig zijn.

    Want het is Uw koninkrijk,
    tot in alle eeuwigheid

    Ds. Michiel Vastenhout