De Vader en het Huis

Verloren_zoon

Rembrandt voelde zich bijzonder aangesproken door Jezus’ onderwijs over de “verloren zoon”. Geen ander bijbelverhaal is zó met zijn leven verweven als juist deze gelijkenis. Wat hem vooral aanspreekt, is de terugkeer. In deze ets komt dat wel heel duidelijk uit de verf. Hoe zouden wij deze ets het best kunnen lezen?

DE VADER
De voorstelling bestaat uit drie verticale vlakken. Centraal staat de ontmoeting tussen vader en zoon. Vol ontferming vliegt de vader af op zijn verloren zoon, terwijl deze schuldbewust zijn hoofd tegen de borst van zijn vader drukt. Hun beider ruggen vormen zo een driehoek. Die driehoek zet zich naar boven toe voort in de gebogen gestalte die uit het venster hangt. Ook deze hoort blijkbaar tot het hart van het verhaal. Dat moet dan wel de oudste zoon zijn, want hij stoot het luik open alsof er buiten iets ergs gebeurt.
DE WERELD
In het linkervlak van de ets ontwaren wij door de poort van het huis de vage contouren van een verre stad. Is daar zelfs een soort flat te zien? In ieder geval is dit de wereld, die de zoon verlaten heeft. Hij heeft haar letterlijk de rug toegekeerd. Ook de stok op de stoep wijst in die richting.

HET HUIS
En dan zien we rechts nota bene al twee knechten! Vanaf een trap die binnenshuis is aangelegd, komen ze naar buiten stormen. Met een paar nieuwe schoenen en het kleed van de vergeving. Dus alle momenten van het verhaal worden tegelijkertijd weergegeven! Een terugblik naar het verleden van de zoon, maar ook een vooruitblik naar wat hij ontvangt!

We noemen dit een narratieve voorstelling. Het is typerend voor de fascinerende verteltrant van Rembrandt. Tegenover de schetsmatige vage wereld links staat de besloten ruimte van rechts. De zoon laat de wereld links liggen – de stad met haar morele verval – en de intimiteit van het huis komt hem letterlijk tegemoet. De wereld spuwt hem uit, het huis neemt hem op.
Wat een liefdevolle Vader hebben wij! Vol genade voor ieder die naar Hem toe vlucht!
Ook voor óns is er hoop! Zoals de dichter Jacobus Revius (1586 – 1658) de drie gelijkenissen van Lucas 15 heel persoonlijk op zichzelf betrekt:

Ik ben een schaapken, dat daar is
verbijsterd in de wildernis;
ik ben een penning, weggeraakt,
een zoon, die ’t lelijk heeft gemaakt.
O, Vader, zoek mij wederom,
opdat ik blijv’ Uw eigendom!

J. Riemersma