En zij kenden hem dertig zilveren penningen toe.
Mattheüs 26: 15
Ziet u ze daar aan de onderhandelingstafel zitten? Aan de ene kant zit Judas. Nota bene één van de twaalf discipelen van de Heere Jezus. De man uit het kleine plaatsje Karioth. Hij is de laatste maanden veranderd. Hij is steeds harder en kouder geworden. En tijdens de liefdesverklaring van Maria verdwijnt het laatste restje liefde uit zijn hart.
Aan de andere kant van de tafel zitten de overpriesters. De opwekking van Lazarus is voor hen de druppel, die de emmer doet overlopen. Zij zijn voor spoedoverleg bij elkaar gekomen en het besluit is gevallen: Jezus moet gedood worden, maar niet op het Paasfeest, want anders breekt er oproer uit.
Zonder dat de onderhandelaars de naam van de Heere Jezus noemen, sluiten zij een akkoord: de geldgierige overpriesters en de geldzuchtige discipel schatten de waarde van Jezus op 30 zilverlingen.
Deze geschiedenis laat zien, dat geld en goed een grote invloed op ons leven uitoefenen. De Bijbel zegt niet voor niets, dat geldgierigheid een wortel van alle kwaad is. Kijk maar naar Judas: het geld sleurt hem mee naar het verderf. Uiteindelijk sterft hij zonder God en zonder geld.
Mattheüs is de enige evangelist die deze prijs van dertig zilverlingen noemt. Daar zit een hele diepe gedachte achter. Mattheüs is namelijk zeer geïnteresseerd in de vervulling van de oudtestamentische profetieën.
Ik wil u wijzen op twee gedeelten uit het Oude Testament.
1. In Exodus 21 wordt gezegd dat de eigenaar van een slaaf dertig zilverlingen ontvangt, als zijn slaaf door een koe van iemand anders doodgestoken wordt. Als compensatie voor het verlies van die slaaf ontvangt hij dertig zilverlingen van de eigenaar van die koe.
Het is niet toevallig, dat de overpriesters voor Jezus dertig zilverlingen neertellen. Want op de marktplaats van de tempel is de waarde van Jezus gedevalueerd tot de prijs van een dode slaaf.
U vraagt: waarom vernedert Christus Zich zo diep? En waarom neemt Hij de plaats van een dode slaaf in? Het antwoord bevat een bijzondere troost: om dode slaven vrij te kopen, om slaven, die gebonden liggen in de banden van de dood, los te kopen.
2. In Zacharia 11 is dertig zilverlingen de prijs, die een slechte werkgever moet betalen als hij een goede herder op staande voet wil ontslaan. Zo is het in Israël altijd gegaan: de goede herders worden aan de lopende band afgedankt. En u begrijpt waarschijnlijk wel wie ik bedoel: de profeten, de dienstknechten van God, zijn altijd voor een spotprijsje van de hand gedaan.
De profetie uit Zacharia 11 gaat in de dagen van Jezus in vervulling. Nu Jezus als de grootste Profeet in Israël Zijn werk doet, wacht Hem hetzelfde lot als al die andere profeten, die voor Hem geweest zijn. En nu Jezus als de Goede Herder in Israël Zijn werk doet, wordt Hij eveneens door deze slechte werkgevers verkocht. En zij betalen voor Hem de prijs van dertig zilverlingen.
Ik beluister opnieuw de stille prediking, die er van die dertig zilverlingen uitgaat. Die muntstukken wijzen Jezus aan als de goede Herder. Door de mensen wel verworpen, maar door God verkoren als de overste Leidsman en Voleinder van het geloof. Als ik mijzelf leer kennen als een verloren schaap, springt mijn hart van vreugde op. Want de dertig zilverlingen wijzen de Heere Jezus aan als de Goede Herder. En Hij zegt: “Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen. Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen, en worde van de Mijnen gekend. Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder.”
Ds. H.J. van der Veen