Doen alsof je neus bloedt

Lukas 16: 19-31

Hij komt best vriendelijk over. Die rijke meneer uit dat bekende verhaal. Niet op voorhand een losbol of een gierige vrek. Hij is schatrijk, dát wel, maar ja, dat was Abraham ook! Hij is ook niet iemand met een kort lontje, want kijk eens, de vrolijkheid straalt er vanaf.

Hooguit is hij een ijdeltuit. En verder? Ja, hij heeft niet zoveel op met die arme stakker daar op zijn stoep. Een minzaam knikje kon hij krijgen! Maar dan wel op afstand, vanwege het besmettingsgevaar. De Bijbel vertelt niet eens zoveel over zijn aardse leven. Van zijn bestaan in het hiernamaals des te meer. Daar komt hij herhaaldelijk aan het woord. Hoe hachelijk en uitzichtloos zijn situatie ook is, hij denkt nog aan zijn broers. Als een ware evangelist waagt hij nog een poging: als Lázarus nu eens zou opstaan uit de doden en aan hen verschijnt om zijn broers te waarschuwen? Een dergelijke ‘sensatie’ is echter overbodig. Zijn broers moeten maar gelovig luisteren naar het Woord. Zij hebben immers Mozes en de profeten. Daar zijn ze in getraind. Als dat niet helpt, helpt niets! Geen opstanding uit de doden, dus voor die vijf broers. Maar waarom niet? Waarom geen Pasen? Om dat goed te zien, moeten we even naar die arme bedelaar.

Gek genoeg draagt hij als enige wel een naam: Lázarus. Dat betekent: God helpt.

In wat voor opzicht is niet direct duidelijk. Hij vormde zo ongeveer het geweten van die rijke feestneus en hunkerde naar wat etensresten. Kruimeltjes uit de keuken, die hij tot overmaat van ramp ook nog moest delen met zijn concurrenten. Ja, dan blijft er maar weinig over als die vieze en inhalige straathonden je telkens voor zijn. Maar zoals altijd, na verloop van tijd ontstaat er toch een vorm van collegialiteit en deelden ze de opbrengst. Het was zelfs zó, dat de honden als toespijs vergunning kregen, de zweren van Lázarus te likken. En dan ineens! Lázarus is verdwenen! Niet direct een verrassing! Maar niemand kon precies vertellen hoe dát zat. Een poging tot zelfdoding? Maar ja, dan hadden ze toch zijn lichaam moeten vinden? Hij kon immers niet lopen!

De straathonden dan? Hadden die in een moment van hongercrisis per ongeluk de tanden in Lázarus gezet? Bij het likken hem maar meteen ‘soldaat’ gemaakt. Enfin, niemand wist er het fijne van. Maar en het is heel merkwaardig: als de arme sterft, sterft ook de rijke. Uiteraard krijgt hij wel een begrafenis. Het staat er met zo veel nadruk. Ik stel me ook een afscheid voor met veel emotionele toespraken die hem toch vooral typeerden als hemelburger. Weten zij veel! De rollen worden volledig omgedraaid. De bedelaar is in Abrams schoot (een ereplaats) en de rijke ziet in de hel opeens meedogenloos zuiver wie zijn Ontfermer is. Dan pas…..ziet hij! Hebben wij al haarscherp op het netvlies staan wie Lazarus is? De Man van smarten, onrein, veracht onder de mensen en omringd door (Psalm 22: 17) de honden! Hebben we Hem al ontmoet in de Wet en Profeten? Hij die, volgens het besef van de rijke, uit de doden naar ons kan toekomen? Arm is geworden om ons rijk te maken? De Spreukendichter riep het (hoofdstuk 22) al: laat de rijken en armen elkaar ontmoeten, (want) de Heere heeft hen allen gemaakt.

Ontvang maximaal 1 persoon per dag. Al bedacht wie dat zou mogen zijn? Hij is in de buurt. Christus klopt aan de deur van ons hart. Je kunt wegkijken, onverschillig blijven, doen alsof je neus bloedt. Maar voor wie Hem binnenlaat gloort er toekomst en wordt het werkelijk Pasen.

Theo den Braanker