Door het geloof

Wat een machtige gave schonk de Heilige Geest. Het geloof. Dagelijks voegde Hij toe aan de kring van hen die behouden werden. Dat is het wonder van het Pinksterfeest. Nog steeds komen mensen tot geloof en bekering. Door Hem. Ook onder ons!

Tot geloof komen is één. Volhouden in het geloof is twee. Ook dat is een bijzonder werk van de Heilige Geest. Hij wil niets liever dan ons volharding schenken. Zo belijdt onze gemeente het met hoofdstuk V van de Dordtse Leerregels, één van onze belijdenisgeschriften. In het komende seizoen zal hieraan in het land uitgebreid aandacht worden besteed. Dan is het namelijk precies 500 jaar geleden dat deze bemoedigende tekst werd opgesteld.

Volhouden! Het is een gave van de Heilige Geest. Tegelijk is het een roeping. Een roeping tot dagelijks discipelschap. In onze gemeente zijn we hier deze weken uitgebreid mee bezig. We lezen in de diensten diverse passages uit Hebreeën 11. Daarin worden ons door de Heer zelf inspirerende geloofsvoorbeelden aangewezen. Wij mogen aansluiten in de rij. Op weg naar Gods grote toekomst.

In het blad Visie las ik een mooie column over Hebreeën 11. Annemarie van Heijningen-Steenbergen actualiseerde deze bijbelpassage met voorbeelden uit Pakistan. Het leek me mooi om die ter overdenking deze week aan te bieden:

Door het geloof blijven de kinderen van de vals beschuldigde Shafqat en Shagufta bidden om de bevrijding van hun ouders. Want God is hun enige hoop.

Door het geloof is pastor Mehboon, toen hij geroepen werd de woorden van Jezus te brengen aan zijn landgenoten, gehoorzaam geweest.

Door het geloof zijn hij en zijn gezin vreemdeling in eigen land, gezocht en opgejaagd. Maar zij verwachten de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is.

Door het geloof hebben de kinderen Mehboob, ondanks spanningen en angst, dezelfde vastberaden passie als hun vader: het evangelie delen met een ieder die het horen wil.

Door het geloof hebben Fatima en Amir geweigerd langer een moslim genoemd te worden. Zij kiezen ervoor liever met de volgelingen van Jezus slecht behandeld te worden dan voor een ogenblik de veiligheid van de islam te genieten. Zij beschouwen de smaad van Christus als grotere rijkdom dan de nabijheid van hun dierbaren, want zij hebben het loon voor ogen.

Wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd ontbreekt mij om te vertellen over Patras en Sajid, Naseem en Saima, Arslan en Danish. Zij lijden gebrek, worden verdrukt en mishandeld. Zij kennen wanhoop, trauma’s en trieste verlatenheid. Zij wenen als Rachel over hun kinderen en weigeren vertroost te worden. Zij richten, hoewel geknakt en lamgeslagen, hun blikken hemelwaarts, als zien zij de Onzichtbare. Daarom schaamt God zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij heeft voor hen allen een stad gereedgemaakt.

Welnu dan, laten ook wij, samen met hen, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof.

G.J. Mink