Doorgeefkast                                                                                                             ds. Michiel Vastenhout

Doorgeefkast                                                                                                             ds. Michiel Vastenhout
Sinds enige tijd staat er bij de Maranatha Kerk een zgn. doorgeefkast. Deze kast is bedoeld als een verbindende schakel tussen mensen die iets nodig hebben en anderen die iets kunnen missen. Ik vind het een prachtig initiatief, ontstaan vanuit een diaconale en missionaire betrokkenheid op anderen. Op de Kerkapp werd onlangs twee keer melding gemaakt van een verkeerd gebruik van de doorgeefkast. Er waren etenswaren op de grond terecht gekomen, spullen waren kapot gemaakt. Uiteraard is dat niet de bedoeling en beantwoordt de doorgeefkast op dat moment niet aan z’n doel. Zonde, noemen we dat.
In de reacties op deze berichten las ik teleurstelling en ook wel verontwaardiging.
De aandacht lijkt zich te richten op kinderen uit de buurt, als mogelijke veroorzakers van deze overlast. Dat lijkt me niet ondenkbaar. En voor de emoties die worden opgeroepen is zeker ook begrip op te brengen. En ook kan ik begrijpen dat er wordt nagedacht over opties om dit te voorkomen: camera’s, beperkte ‘openingstijden’, een opvoedcursus voor (christelijke) ouders. En toch… ik aarzel. Althans, over camera’s en beperkte openingstijden. Want hier worden we bepaald bij een soort kwetsbaarheid die haast per definitie meekomt met ‘geven’. Niet voor niks staat er op de kast ‘geven om te leven’. Over ‘geven’ vinden we ook het een en ander in de Bijbel. Bijvoorbeeld in de Bergrede, in Mattheüs 6 vers 1-4. Jezus houdt ons daar een spiegel voor. ‘Let op dat jullie je gerechtigheid niet tentoonspreiden om door de mensen gezien te worden. (…) Als je iets uit barmhartigheid geeft, laat je linkerhand dan niet weten wat je rechterhand doet. Zo blijft je gift in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.’
Als we geven, moeten we leren om het gegevene letterlijk en figuurlijk los te laten.
De producten in de doorgeefkast verkeren een tijdje ‘in niemandsland’, zou je kunnen zeggen. De gevers hebben gedaan wat hun hart hen ingaf, vanuit ‘gerechtigheid’ en ‘barmhartigheid’. De spullen staan daar, in alle kwetsbaarheid, te wachten op een ontvanger. De kast is niet op slot, zodat de ontvanger op haar of zijn tijd, misschien wel beschermd door het donker, de deur kan openen, en mee kan nemen wat nodig is als ‘dagelijks brood’. En dit gebeurt, en dat is prachtig! Soms zal de kwetsbaarheid van de producten in het ‘niemandsland’ zichtbaar worden, als mensen (jong, oud, gelovig of niet) uit baldadigheid of om welke reden dan ook, ze kapot maken, ongeschikt geworden om aan hun doel als geschenk te kunnen beantwoorden. Zonde! Zo gebeurt er, met de woorden van Jezus, veel in het verborgene. Dat hoeft niet door camera’s geregistreerd te worden. Noch het baldadige, noch het zegenrijke. En als de kast te veel dicht is, zal het baldadige wellicht afnemen, maar er ook minder ruimte zijn voor het zegenrijke. Eugene Peterson vertaalt de frase dat de Vader ‘in het verborgene ziet’ als: ‘God die achter de schermen werkt’. Schitterend! Immers, wie weet beter dan Hij wat de diepe waarheid is van ‘geven om te leven’. ‘Hij die zelfs zijn eigen Zoon…’ Tenslotte: een opvoedcursus voor (christelijke) ouders, als remedie? Ik zou ’t breder trekken. Laten we elkaar in de kerk, op de basisschool, in de buurt rondom de kast blijven vertellen waar die voor dient. Steeds weer. En ach, als we dan soms de pasta bij elkaar moeten vegen, zij het zo. Want wie weet (Hij weet het!) wat er achter de schermen allemaal gebeurt!