Een sterke toren…

De Naam des HEEREN is een sterke Toren; de rechtvaardige zal daarheen lopen…Spreuken 18:10

Door alle eeuwen heen hebben mensen plaatsen gemaakt of gezocht, waar ze zo veilig mogelijk kunnen wonen en, zo nodig, kunnen schuilen.
Denk aan de dijken, de terpen of wierden, de vloedzolders en de schuilkelders.
We proberen ons zoveel mogelijk te beschermen tegen onheil en gevaren, die ons kwetsbare leven bedreigen.
Ook bouwde men in de steden of in de vestingmuren rondom een stad torens. Bij belegering of aanval was zo’n toren een toevluchtsoord en schuilplaats.

In het Groninger land staat zelfs nog een toren die van de voet tot de spits helemaal van baksteen gemaakt is (Onstwedde). Een grote stenen kolos, ooit bedoeld als vesting voor de gemeenschap in tijden van gevaar.
Zo lezen we ook al in de Bijbel in Richteren 9 dat er in Thebez een sterke toren stond en daarheen vluchten al de mannen en vrouwen en alle burgers van de stad.
En hier in het Spreukenboek vergelijkt de wijze koning Salomo de Naam des HEEREN met zo’n toren, zo’n toevluchtsoord.

De Naam des HEEREN is een uitdrukking die we vooral tegenkomen in de Psalmen. De naam drukt het wezen van iemand uit. De naam is iemand zelf. Wij kennen dat nog in de uitdrukking dat iemand een goede of een slechte naam heeft…
Met de Naam des HEEREN is een sterke toren bedoelt de Spreukendichter: op de HEERE kun je aan. Daar staat – zo kun je zeggen – Zijn Naam garant voor: Ik ben, Die Ik ben en Ik zal zijn, Die Ik zijn zal.
Die Naam van God mogen we aanroepen, aanspreken, belijden: een betrouwbare Naam.
Omstandigheden in het leven kunnen daarbij heel verschillend zijn. In b.v. Psalm 116 zegt de dichter tot drie keer toe dat hij de Naam des HEEREN aangeroepen heeft:
– Toen hij aan de grond zat: ellende.
– Toen hij in de ruimte was gesteld: verlossing.
– Toen hij de Heere daarvoor leerde danken: dankbaarheid.

Bij deze God mogen we schuilen; de toevlucht tot Hem nemen bij dag en bij nacht, in de noden en zorgen, maar ook in de vreugden van ons leven.
Ik zal tot de HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burcht. Mijn God, op Wie ik vertrouw.
Wij mogen God onder vele namen belijden en aanroepen. Maar Hij heeft Zich vooral in die ene Naam laten kennen: die Naam die ons tot zaligheid gegeven is: Jezus!
De naam die betekent: God redt, de Heere bevrijdt.
Op die Naam kunnen we aan. Wie die Naam zal aanroepen, zal zalig worden. Zelfs wanneer alles ons aanklaagt, als machten ons bedreigen, als vijanden ons naar het leven staan…, dan mogen we in die Naam een schuilplaats vinden. Tot Hem de toevlucht nemen.

Hoe kolossaal en monumentaal torens ook kunnen zijn; hoe wij er ook tegenaan en tegenop kijken; hoe indrukwekkend ook gebouwd, ze zijn onderworpen aan de tand des tijds.
Zelfs torens moeten soms gestut worden of worden zelfs gesloopt en afgebroken.
Maar de toren waar de Spreukendichter over spreekt, kan niet gesloopt worden en stort, zelfs bij een aardbeving, nog niet in. Die staat!

Een sterke toren
Een sterke Toren, die de eeuwen trotseert en niet neergehaald kan worden door welke macht ook.
Om de toevlucht tot die Toren te nemen, betekent dat wij eigen vestingmuren en torens, waarin wij ons verschansen, moeten afbreken. Onze eigen zekerheden en eigen gerechtigheden moeten loslaten.

De rechtvaardige zal daarheen lopen. Letterlijk: erheen snellen.
De rechtvaardige. Niet degene die zijn eigen verdediging bouwt, maar die zijn heil zoekt bij de HEERE. Degene die God aan het Woord liet komen in zijn leven en zo leerde belijden: Mijn Toevlucht en mijn Burcht. Die mag leven uit de gerechtigheid die in Jezus Christus is: een dagelijkse toevlucht. Deze Naam: een betere verzekering kunnen we ons niet wensen. Een levensverzekering in leven en bij sterven.
Deze Naam staat er garant voor! Geborgen voor tijd en eeuwigheid.

Ds. J. de Jong