Een stroom van leven

Ezechiël 47:1-12

We hebben Pinksteren gevierd. Gedoopt met de Heilige Geest. Als een waterstroom is Hij uitgegoten! En die stroom gaat almaar verder. Naar mensen in verre landen en naar mensen in de buurt.
Ezechiël krijgt een visioen. Hij ziet een beek. Er druppelt water bij de oostelijke muur van Jeruzalem. Deze lekkage is vreemd, want in deze buurt is geen natuurlijke bron. De profeet houdt een nadere inspectie. Hij ziet waar het stroompje vandaan komt. Eigenlijk net niet helemaal. Het komt onder de drempel van het huis van God, uit de rechterzijde van het Heilige der heiligen vandaan. Vroeger, in de tijd voor de ballingschap, had daar de ark van het verbond gestaan. Eenmaal per jaar sprenkelde de hogepriester daar bloed ter verzoening van de zonden van het volk. De allerheiligste plaats.

Geen mens mocht hier zomaar komen. Hier begint het water te stromen.
Dit heeft uiteraard een diepe betekenis. De stroom begint bij God. Het water dat straks zal blijken zo’n heerlijke werking te hebben, komt bij God zelf vandaan. God is degene van wie het initiatief uitgaat tot redding van zijn volk dat in ballingschap zit vanwege zijn eigen zonden. Hij is de initiatiefnemer voor de redding van mens en wereld.

Niet toevallig komt de heilzame stroom uit het hart van God, voordat hij naar buiten druppelt, langs het altaar. De hierop gebrachte offers hebben hun vervulling gevonden in het offer dat de Here Jezus bracht op Golgotha. Alleen door Hem is er redding voor mens en wereld.

Zo komt de stroom van Gods liefde en genade naar buiten. Waar het dan op aankomt is dat mensen van het levende water gaan drinken. De Here Jezus aannemen, in Hem geloven, op Hem hopen, Hem liefhebben. Zodoende ontvangen ze de Heilige Geest, vergeving van zonden, vernieuwing van het leven, licht en uitzicht.

Ezechiël loopt langs de rivier. Het water stijgt verbluffend snel. Dit is onnatuurlijk. Ja, bij de Merwede, voortzetting van de Rijn, is dit heel begrijpelijk. Zo niet in het Midden-Oosten. Hier zijn veel droge rivierbeddingen, wadi’s. Regenwater zakt snel weg in het zand. De kleine stroom verzandt snel. Ezechiël ziet dat waar de stroom van Gods genade komt, leven ontstaat. Die stroom zwelt hoe langer hoe meer aan. Het water van de beek heeft grote invloed. Het water wordt dieper en dieper. Steeds meer bomen komen tot vrucht.

Het is klein begonnen. Met een paar discipelen, met 3000 in Jeruzalem op het Pinksterfeest. Maar toen sneller en sneller. Ja, over de hele wereld is het evangelie verspreid, is Gods liefdesstroom gekomen. Klein begonnen en tot een geweldige stroom geworden.
Waar het evangelie komt, is het met de dorheid en doodsheid gedaan. Er komt leven. Buitengewoon: er kan gevist worden in het water van de Dode Zee. Waar de stroom niet komt, blijven de moerassen en de poelen bestaan. Waar het op aankomt is dat de stroom van Gods liefde voortgang vindt. Hierbij wil de Here mensen inschakelen. Hiervoor worden wij opgeroepen actief te zijn in het zendingswerk, in het evangelisatiewerk, in de christelijke opvoeding. Vraag jezelf eens af: wat gaat er van de kerk uit als ze uitgaat?

Ds. G.J. Mink