Een vaste burcht is onze God

Zo zingen we op en rondom Hervormingsdag (31 oktober) het bekende lied van Luther. Dit lied is ontleend aan wat we lezen in Psalm 46: God is ons een Toevlucht en Vesting. Psalm 46 is volgens veel uitleggers ontstaan ter gelegenheid van de bevrijding van Jeruzalem uit de hand van de koning van Assyrië, Sanherib. U kunt deze geschiedenis lezen in 2 Koningen 18 en 19 (en ook in Jesaja 36 en 37). God heeft op het gebed van Jesaja geantwoord en als door een wonder zijn ze van het leger van de Assyriërs bevrijd.

Dan klinken daar de woorden van psalm 46, als een loflied op Gods bevrijdend handelen. God is ons een toevlucht en vesting. De HEERE wordt erkend als de Redder uit grote nood. Als een refrein klinkt het: De HEERE van de legermachten is met ons, de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Een vaste burcht is onze God.

Een Toevlucht in grote nood. En reken maar dat er nood geweest is binnen de muren van Jeruzalem, toen dat immens grote leger van de Assyriërs hen omsingelde. Maar de Heere heeft hen verlost. Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden. Zo is Hij bevonden. Het is bevinding. Het is ervaring. Zo heeft de Heere Zichzelf betoond en geopenbaard. In dat vertrouwen is er geen vrees meer; dan behoef je niet bang te zijn. De HEERE is er, Hij is met ons. Zijn Naam is Immanuel: God-met-ons. Dan vrezen we niet voor legers, die zich rondom ons leggen. Dan zijn we niet bang voor de geweldige krachten van de natuur. Dan zitten we niet in angst om met corona besmet te worden. Dan beheerst het denken over en de zorg voor klimaat, milieu en natuur ons leven niet. Al veranderde de aarde van plaats  en werden de bergen verzet in het hart van de zeeën. En dat is niet alleen een dichterlijke vertolking van gevaren, die zo geweldig groot zijn. Van machten die zo sterk zijn, dat ze ons denkvermogen te boven gaan. Het is ook profetie van het wereldgericht, van de dag van de wederkomst van de Zoon des mensen.

Want deze psalm heeft weliswaar een historische achtergrond. Maar daarnaast en daarboven is het profetie van wat komen gaat. En te midden van vrees voor wat komen gaat, zong Luther vanuit deze Psalm zijn vertrouwen op God uit:

Een vaste Burcht is onze God
          een Toevlucht voor de zijnen.

Dat was in een bange donkere tijd. Toen het woord verduisterd was. Maar God laat Zijn kerk niet in de steek. Hij zorgt voor een schuilplaats. Een burcht, een kasteel met een sterke muur. Of ook wel: een ommuurde stad. Toen en nu. De God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Een hoog vertrek. Onze Beschutting, vertaalt Luther. God is ons een toevlucht en vesting. Maar ze vindt haar sterkte niet in haar torens, niet in de vestingwerken. Maar in de Heere. Want: God is in haar midden, zij zal niet wankelen. God zal haar helpen in het aanbreken van de morgen. Dat kunnen we vooral leren van de Heere Jezus Christus.

Ons staat de sterke Held terzij,
          Die God ons heeft verkoren.
          Vraagt Gij Zijn Naam? Zo weet
          Dat Hij de Christus heet.

Waarheen heeft Hij de toevlucht genomen? Hij vluchtte naar Zijn Vader. Dat was voor Hem de stad van God, het heiligdom. De woningen van de Allerhoogste (vers 5). Waar is dat dan? Dat is bij het Woord. Dat is bij Jezus. Dat is onder de schaduw van Gods vleugelen. Jezus zei: zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding van de wereld. Want:

Gods Woord houdt stand in eeuwigheid
          En zal geen duimbreed wijken.

Ds. W.C. Meeuse