Er is in de liefde geen vrees

Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde.
1 Johannes 4:18

Wie van ons kent geen vrees? Vrees bepaalt bij iedereen een deel van zijn bestaan. Vrees voor de toekomst, of vrees voor een ontmoeting, of vrees voor een examen , of vrees voor een ziekenhuisopname. Wei van ons kent niet het verlammende gevoel van geen stap verder te zetten omdat vrees ons in de ban heeft? Johannes kent het probleem en hij schrijf er over in zijn eerste brief.

En wel op twee manieren. Hij zegt: “Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vres buiten.” (Statenvertaling). Johannes koppelt dus vrees aan liefde en voor die koppeling gaat de vrees op de vlucht. Het hebben en lijden aan vrees komt dus door het gebrek aan liefde. Een liefdeloos mens wordt een vreesachtig mens. “Hoe kan dat toch?”, zegt Johannes, “Want hij hebben toch de liefde gekend en geloofd die God tot ons heeft? God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem.” (vers 16).

Natuurlijk zult u zeggen: “Van God geloof ik wel dat Hij liefde is, maar ikzelf, hoe kan ik nou volhouden ikdat ik ook in de liefde blijf?”. “Nou,” zegt Johannes, “heel simpel: omdat je de vrees toelaat in je leven! En wie vreest, is niet volmaqakt in de liefde.” (laatste deel vers 18). Hij legt dus duidelijk het probleem bij ons zelf. Wij laten de vrees teo en daarom komen we niet aan de volmaakte liefde toe. En onder volmaakte liefde verstaat Johannes de liefde tot God en de medemens. “Nou,” zult u zeggen, “de vrees wegjagen om God lief te hebben, dat wil ik nog wel proberen, maar om dan ook nog mijn medemens lief te hebben?”. Johannes heeft de vraag door en hij zegt: “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad, maar inein iemand zegt: “Ik heb God lief, en haat zijn broeder, die is een leugenaar!”. De twee zijden zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar weet u wat er ook nog gebeurt? Dat is dan tegelijk de tweede manier waarop Johannes over de liefde spreekt: mij mogen vrijmoedig hebben in de dag des oordeels! Zijde en keerzijde ineen: de vrees slaat op de vlucht, maar ook dat we vrijmoedig worden. Op het moment dat we de grootste vrees zouden moeten hebben , namelijk op de dag des oordeels, slaat de vrees op de vlucth en worden we zelfs vrijmoedig bovendien. Wat een troost in ons vreesachtig bestaan! Want: “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.”. Toch nog een poging doen om eronder te komen? Namelijk door te zeggen: “Maar er is toch ook de ‘vreze des Heren’?”. Inderdaad, die is er, maar dan wel als de omschrijving van de houding die wij innemen als we naar Johannes luisteren. De vrees eruit en de vrijmoedigheid erin.

Ad den Besten