‘Geboren uit de Vader’

‘Geboren uit de Vader’                                                                                                            Ds. P.D. Teeuw
‘Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af” (Micha 5: 1). Zondag zagen we de profeet Micha de geboorteplaats van Jezus aanwijzen. Dat kleine plaatsje, in de velden van Efratha: Bethlehem. Daar zal de Zoon van de Allerhoogste geboren worden. Als nabetrachting een prachtig stukje preek van ds. C.H. Spurgeon. O christen, hebt u uw vertrouwen gesteld op de mens Christus Jezus? Hebt u uw vertrouwen alleen op Hem gesteld? Bent u met Hem verenigd? Geloof dan dat u verenigd bent met de God van de hemel. Want omdat de mens Christus Jezus uw Broeder is en omdat Hij een diepe vriendschap met u onderhoudt, bent u verbonden met de eeuwige God en is ‘de Oude van dagen’ (Dan. 7: 9) uw Vader en uw Vriend. ‘Uit u zal Mij voortkomen.’ Hebt u nooit de diepe liefde gezien die er was in het hart van Jehovah, toen God de Vader Zijn Zoon gereedmaakte voor de grote onderneming van genade? De dag dat de satan viel en een derde deel van de sterren van de hemel meesleurde (Openb. 12: 4), was een verdrietige dag in de hemel. Toen wierp de Zoon van God met de donder van Zijn sterke rechterhand de rebellerende engelen in de eeuwige verdoemenis. Maar als we ons kunnen voorstellen dat er droefheid in de hemel is, dan moet de dag waarop de Zoon van de Allerhoogste de boezem van Zijn Vader verliet, waar Hij van eeuwigheid had gelegen, nog veel verdrietiger zijn geweest.
‘Ga,’ zei de Vader, ‘met de zegen van Uw Vader!’ Vervolgens legde Hij Zijn kleding af. Hoe zullen de engelen zich verdrongen hebben om te zien hoe de Zoon van God Zijn klederen naast Zijn kroon legde. Hij zei: ‘Mijn Vader, Ik ben Heere over alles, gezegend voor eeuwig, maar Ik zal Mijn kroon neerleggen en worden als een sterfelijk mens.’
Hij ontdeed Zich van Zijn mantel vol eer en zei: ‘Vader, Ik zal een vergankelijk kleed dragen, net als de mensen.’ Hij legde Zijn juwelen af. Hij verruilde Zijn glanzende mantels en Zijn witte klederen voor de eenvoudige kleding van iemand uit het platteland van Galilea. Wat een plechtig ogenblik moet dat geweest zijn!
Kunt u zich Zijn vertrek voorstellen? De engelen begeleidden de Zaligmaker door de straten, tot ze de poorten naderden. Een engel riep het uit: ‘Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!’ (Ps. 24: 7).
O, ik denk dat de engelen geweend hebben toen ze het gezelschap van Jezus verloren. De Zon van de hemel beroofde hen van al Zijn licht. Maar ze gingen Hem achterna. Ze daalden met Hem af. Toen Hij mens werd en geboren werd als een baby, begeleidde Hem een machtig leger van engelen. Nadat ze Hem veilig in de kribbe van Bethlehem en aan de borst van Zijn moeder zagen liggen, vertelden ze de herders op hun terugreis naar de hemel dat Hij de geboren Koning der Joden was. De Vader zond Hem!