Geen “einde verhaal”

Geen “einde verhaal”

(Psalm 103: 17)

Sterveling wordt de mens genoemd in deze psalm. Na de zondeval, beschreven in Genesis, weten we hoe waar deze benaming is. Mensen sterven. Wij zijn stof, aards materiaal. We tellen onze jaren op, elke seconde een tik verder. Ons leven bloeit als een bloem in het veld, zegt deze psalm. Dan steekt de hete woestijnwind van bijvoorbeeld ziekte op, de wind waait over de bloem, ze verdroogt en valt af. Einde van een levensverhaal. Misschien wordt onze naam zo nu en dan nog gelezen op een grafsteen. Men haalt de schouders op. “Wie was dat ook weer?” Zo kan het gaan.
Maar het kan ook anders. Voor wie de Heer vreest, is het einde van het leven geen einde verhaal. Wie wandelt met God, zoals we dat kunnen lezen van Henoch en Noach, heeft een perspectief, heeft uitzicht op een voortleven bij Hem. Vrezen heeft in dit psalmvers niets met angst te maken, maar veel meer met ontzag hebben, liefdevolle eerbied hebben voor God. Wie de Heer vreest, heeft hem eerbiedig lief en stelt zijn wil boven alles. De mens die dat doet mag verwachten dat de Heer als een Vader zijn kind liefheeft. Hij wil zich aan ons verbinden en ons leven dragen in liefde en trouw. Hij is de eeuwige God en hij is ook eeuwig trouw. Dat is zijn natuur. Het is ook zijn plan met ons. Wij zijn door Hem uitgekozen om bij hem te horen. Hij zoekt zijn kinderen, elke dag weer. Hij roept u, jou, en mij. Hij heeft er alles voor over gehad om onze toekomst, juist die na ons aardse leven, veilig te stellen. Hij gaf zijn enig Kind, Jezus Christus, over aan zonde en dood, om óns uitzicht te geven. Zijn trouw is van eeuwigheid tot eeuwigheid en laat niet los wat zijn hand ooit is begonnen. Voor kinderen van God bestaat geen “einde verhaal”. Onze Vader betrekt ons door Jezus Christus in zijn eeuwige leven.

Ik weet wat eeuwig duren
en staan zal in zijn stand,
want God heeft Sions muren
gebouwd met eigen hand.
En in het hart der zijnen
legt Hij de zekerheid
dat zij voor Hem verschijnen
in eeuw’ge zaligheid.

(Gezang 453: 2)
Ad de Waard