Gegeven, niet gebroken 

We zijn op weg naar Pasen. Het feest van de opwekking van Christus, kent een diepe verbinding met het Joodse Pesachfeest. Jezus heeft kort voor zijn arrestatie de pesachmaaltijd met zijn leerlingen gebruikt. Hij had daar ook erg naar uitgezien. Deze maaltijd kent diverse gerechten. Centraal is ongetwijfeld het lam dat in de middag in de tempel geslacht is. Hiernaast staan onder meer een vruchtenmoes, peterselie, zout water en uiteraard matzes (ongezuurde gerstbroden) en wijn op tafel.

Heel bijzonder is dat Jezus aan deze maaltijd het Heilig Avondmaal heeft ingesteld. Hiervoor neemt Hij naast de beker wijn, het brood apart.

Deze maakt Hij tot teken van zichzelf. Johannes heeft de betekenis van Jezus aangeduid met de woorden, die boven de meditatie van het Kerkblad van vorige week stonden: ‘Zie het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Johannes 1: 29). Als Jezus heel goed als Lam kan worden voorgesteld omdat dit een goed beeld is van zijn betekenis, is het merkwaardig dat bij de instelling van het avondmaal Jezus juist niet zegt: dit lam dat geslacht is, verwijst naar mijn werk voor jullie. Of is dit toch niet zo merkwaardig? Nee, zeker niet. Hijzelf is namelijk het Lam bij uitstek. Dat is in de kerstgeschiedenis al te lezen. Dan wordt Jezus in de kribbe gelegd.

Dat is niet de dichtstbijzijnde plaats in een stal, die als wieg kan dienen. Nee, Jezus werd waarschijnlijk geboren in een huis. In elk huis bevond zich een kribbe, bestemd voor het Pesachlam. Dit moest, nadat het uitgezocht was uit de kudde, enkele dagen in huis genomen worden. Zodoende zouden de huisgenoten zich eraan hechten. Hierdoor werd het dramatische van het slachten van dit geliefde lam goed beseft. Jezus wordt na zijn geboorte als pesachlam in de kribbe gelegd.

Het pesachlam moest volkomen gaaf zijn. Geen afdankertje. Er mocht niets aan mankeren. Geen been ervan mocht gebroken worden. Als Jezus gekruisigd is en de soldaten kijken of de dood nog bespoedigd moest worden met het oog op de aanstaande sabbat, stellen ze vast dat Jezus al gestorven is. Om de dood sneller te doen intreden hoeven bij Hem de benen niet gebroken te worden. Johannes schrijft erover: ‘Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat Hij al gestorven was.

Daarom braken ze zijn benen niet’ (20: 32-33). Zo kan Paulus later schrijven als hij het heeft over het sterven van Christus: ‘Ons Pesachlam is geslacht’ (1 Korintiërs 5: 7). Als de predikant aan de avondmaalstafel het brood breekt, hoort hij niet te zeggen: ‘Het brood dat wij breken is gemeenschap met het lichaam van Christus. Neem, eet, gedenk en geloof dat het lichaam van Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden’. Dit is namelijk niet juist: Christus’ lichaam is, als het Lam, niet gebroken, maar gegeven. Soms luistert de formulering nauw. Christus heeft zijn lichaam gegeven tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

Nu zou iemand mij kunnen wijzen op 1 Korintiërs 11: 24, waar de HSV wel het woord ‘gebroken’ heeft. Dit is echter gebaseerd op een bijbelhandschrift dat verder van het oorspronkelijke af is. Terecht baseert de NBV21 zich op de oorspronkelijker tekst waar het woord ‘gebroken’ niet in voorkomt.

Christus is het Lam van God, niet gebroken, maar ons gegeven! Als in de kerk het Heilig Avondmaal wordt gevierd, zingen we meestal, en terecht, een lied waarin Christus als het Lam van God bezongen wordt: ‘Halleluja, lof zij het Lam die onze zonde op zich nam’ (Lied 588). Of: ‘Daar gaat een Lam en draagt de schuld der wereld met zich mede’ (Lied 168). Of: ‘Lam van God, Gij hebt gedragen alle schuld, tot elke prijs’ (Gezang 487:3)

G.J. Mink