Alle dingen zijn mij mogelijk door Christus, Die mij kracht geeft (Filippenzen 4: 13).
Ik luister naar woorden die klinken uit de gevangenis. Ik geloof echter mijn eigen oren niet. Kort en goed komen die woorden van de gevangen Paulus immers hierop neer: ‘Ik kan alles’…
Die drie woorden van de apostel Paulus zetten mij aan het denken. Wat een spierballentaal, zeg. Blijkbaar heeft Paulus nog niet zo bijster veel geleerd in het leven. Het klinkt eigenlijk best arrogant. Het moet je allemaal maar eens bij de handen afbreken.
Het verband van de tekst tempert mijn irritatie echter enigszins. Die Paulus geeft namelijk aan wel degelijk iets geleerd te hebben in het leven: ‘In elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd te zijn als in honger te lijden, zowel in overvloed te hebben als in gebrek te lijden’ (12). Verder klinken de tekstwoorden toch weer heel anders wanneer ik bedenk dat ze zijn opgeschreven in de gevangenis.
Wat bedoelt deze gevangen apostel dan met deze, op het eerste gehoor, toch wat stoer klinkende woorden?
Het zijn woorden uit het leven gegrepen. Ik hoor hem namelijk zeggen, dat hij geleerd heeft om tevreden te zijn in de omstandigheden waarin hij verkeert (11). Nee, dan gaat het niet slechts om de aangename omstandigheden. Paulus wil mij niet op de mouw spelden dat christen-zijn één grote successtory is. Die woorden uit de gevangenis beslaan kennelijk het leven in zijn volle breedte. Ze gaan over het leven met zijn hoogten en zijn diepten.
Opeens bedenk ik: Die op het eerste gehoor toch wat stoer klinkende woorden bevatten dan ook voor mij een actuele boodschap.
Het Griekse werkwoord voor ‘kunnen’ is afgeleid van het Griekse woord dat vertaald wordt met ‘kracht’. Eerlijk is eerlijk: Bij een oppervlakkige lezing lijkt het erop dat Paulus beschikt over een of andere innerlijke krachtbron waarover hij beschikking heeft in welke omstandigheid dan ook. Het tegendeel is waar. De woorden uit de gevangenis brengen mij immers op het spoor van die krachtbron. Ik luister immers verder: ‘Alle dingen zijn mij mogelijk door Christus Die mij kracht geeft’. Die krachtbron is dus een persoon: Het is de opgestane Heere.
Dat verandert de zaak. Die woorden uit de gevangenis zijn gespeend van elke vorm van hoogmoed en arrogantie. De apostel doet eigenlijk maar één ding: Hij geeft hoog op van Zijn Zaligmaker. En van Zijn kracht. In de gedurige gemeenschap met Hem mag hij die kracht steeds weer opdoen. En dat met het oog op alle levensomstandigheden: hoogtepunten en dieptepunten. Niet: Ik kan alles. Maar: Hij kan alles. Ik leg mijn leven naast het leven van Paulus. Het is totaal anders en toch zijn er zoveel overeenkomsten. Ook ik mag mijn hele leven in de gedurige gemeenschap met mijn Zaligmaker leven.
Om voortdurend hoog op te geven van Hem. Niet ik, maar Hij! Elke dag en in alle omstandigheden. Die woorden uit de gevangenis zijn echter ook geladen woorden. Geladen met de opstandingskracht van Christus. Die kracht dringt mij om tevreden te zijn. Nee, dat heeft niets te maken met een doffe berusting. Die opstandingskracht van Christus dringt mij om het uit te houden. Zowel op hoogtepunten als in dieptepunten. Ik houd het uit door mij in de allereerste plaats rijk te rekenen met Hem. De opgestane Christus werpt zo een schaduwzijde over alle zegeningen in mijn leven. Hoe gezegend ik mij ook weet; ik weet mij bovenal gezegend door Hem. Tegelijkertijd werpt de Opgestane een lichtglans over alle zorgen in mijn leven. Niets zal mij scheiden van Zijn grote liefde.
Het geheim van het leven van Paulus is dat zijn leven een voortdurende Paasviering is.
Ik heb die woorden uit de gevangenis meer dan ooit nodig. Die geladen woorden dringen mij om de gemeenschap met Christus meer dan ooit te oefenen.
Om zo steeds aangesloten te zijn op de krachtbron. En dat tot volle tevredenheid!