Genegenheid

Lijkt dit soms nog te weinig, dat God voor mensen dat de Rechtvaardige voor zondaars, de Onschuldige voor schuldigen, de Koning voor gevangenen, de Heer voor slaven in mensengestalte is gekomen, dat Hij op aarde is gezien en is omgegaan met mensen; dat Hij bovendien is gekruisigd, dat Hij gestorven is en begraven. Gelooft gij het niet? Misschien zegt gij: Wanneer is dit gebeurd? Luister maar wanneer: “onder Pontius Pilatus”. Als een aanwijzing voor u, is ook de naam van de rechter vermeld. Opdat gij zelfs niet in onzekerheid zoudt zijn over het tijdstip. Geloof dus, dat de Zoon van God onder Pontius Pilatus is gekruisigd en begraven.
“Geen groter liefde” echter “kan iemand hebben dan deze dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.”
Niemand toch? Volstrekt niemand. Het is waar, Christus heeft dit gezegd. Ondervragen wij de apostel, laat ook hij ons een antwoord geven: “Christus”, zo zegt hij, “is voor goddelozen gestorven”. Ook zegt hij nog: “Toen wij vijanden waren zijn wij met God verzoend door de dood van Zijn Zoon”. Nu, dan vinden wij in Christus nog een grotere liefde, omdat Hij Zijn leven niet voor Zijn vrienden, maar voor Zijn vijanden heeft gegeven. Hoe groot is dus Gods liefde jegens de mensen; welk een genegenheid heeft Hij voor hen dat Hij zelfs zondaars zó liefheeft, dat Hij uit liefde voor hen is gestorven! “Hij bewijst” immers “Zijn liefde voor ons” – het zijn de woorden van de apostel – “juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren”. Geloof daarom ook gij dit, en schaam u niet tot uw heil te belijden, want “het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid en de belijdenis van uw mond het heil”. Om u dan ook te behoeden voor twijfel en valse schaamte, hebt gij, toen gij tot het geloof zijt gekomen, het teken van Christus op uw voorhoofd, als op de zetel van het schaamtegevoel, ontvangen.
Denk aan uw voorhoofd, en wees niet bang voor hetgeen een ander zegt. Het zijn immers de eigen woorden van de Heer: “Als iemand zich schaamt over Mij ten overstaan van de mensen, zal ook de Mensenzoon zich over hem schamen ten overstaan van de engelen Gods”. Schaam u dus niet voor de smaad van het kruis die God zelf niet geaarzeld heeft voor u op zich te nemen en zeg met de apostel: “Mij moge God ervoor bewaren op iets anders te roemen dan op het kruis”.

Augustinus van Hippo (354-430), Sermo 215

Ds. M. Klaassen