God denkt aan je!

Vorige week vroeg ik aan de catechisanten of ze een titel wisten voor de meditatie van het Kerkblad. Nadat de groep even de tijd kreeg om na te denken, stak er één van de catechisanten z’n vinger op en zei: God denkt aan je. Dat maakte diepe indruk op me. Ik schreef het op in m’n boekje en sloot het catechisatie-uur af met gebed.
Na een handdruk bij de deur liep de zaal van het Dienstgebouw leeg. Het onderwerp bleef achter in mijn hoofd. De Heere denkt aan je… Welke dingen speelden zich in het hoofd en hart van deze catechisant af? Hoe kwam deze titel bovendrijven?
Een duidelijke boodschap: God denkt aan je! Waar staat dat in de Bijbel? In psalm 40. David zingt daar zijn vertrouwen uit. Vertrouwen op de God die aan hem denkt. In vers 18 lezen we in welke toestand David zich bevindt: hij voelt zich niet alleen ellendig en nooddruftig, we lezen, ik ben ellendig en nooddruftig. Toch zien we in deze psalm niet alleen maar de klacht van David. Dat zou het geworden zijn, als David het zonder zijn God moest doen. Dan zou het een doorlopende opsomming zijn van hoe ellendig hij toch wel niet is. Het zou gaan lijken op het gemopper van het volk van Israël in de woestijn.
Veel meer laat David zien in deze psalm wie God is: mijn Bevrijder; mijn Hulp; U bent barmhartig; Uw rechtvaardigheid is groot; Gij neigt Uw oor tot mij; Gij geeft een nieuw lied in mijn mond.
Ja, ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere… Hij denkt aan mij. Dat is dus nu en hier. Dat komt heel dichtbij. De Heere denkt nu, terwijl ik hier op de bank zit en deze meditatie lees, aan mij. Wat een trouw van God. Hij vergeet ons niet. Hij laat dat merken door Zijn Woord en Geest dat Hij aan ons denkt.
Zullen we ons dat realiseren als we luisteren naar de preek, als we bidden, als we bij de tekenen van brood en beker Zijn dood zullen gedenken. Ik ben misschien wel ellendig, mijn overtreding tegenover God, de armzalige situatie waarin ik verkeer van rouw, ruzie of ziekte. TOCH denkt God aan mij. Hij laat me niet in de steek. David weet het zeker: Hij is mijn Hulp; Hij is mijn bevrijder. In het lege catechisatie-lokaal mijmer ik verder. Buiten hoor ik rumoer; de volgende groep dient zich aan. Zo mag ik naar de binnenkomende catechisanten kijken. Jongeren met de doopbelofte aan hun voorhoofd. Ik weet het zeker, God denkt aan hen!

Verheug het volk, verblijd hen allen, HEER’,
Die naar U zoeken t’ elken stond’;
Leg steeds Uw vrienden in den mond:
”Den groten God zij eeuwig lof en eer!”
Schoon ‘k arm ben en ellendig,
denkt God aan mij bestendig;
Gij zijt mijn Hulp, mijn Kracht,
Mijn Redder, o mijn God,
bestierder van mijn lot,
vertoef niet, hoor mijn klacht.

J.W. Westland