God en de lijdende vorm       

God en de lijdende vorm                                                                                      Ds. Michiel Vastenhout

Het boek In de ban van de ring, geschreven door J.R.R. Tolkien, vind ik een geweldig boek. De filmtrilogie, begin van deze eeuw gemaakt door Peter Jackson is goed, maar, zoals vaak, is wat mij betreft het boek beter. Wie het boek leest, komt vrijwel voortdurend toespelingen tegen op verhalen en thema’s uit de Bijbel. Het ligt er niet dik bovenop. Het christelijke verhaal is als het ware te vinden onder de oppervlakte. De wereld van In de ban van de ring wordt namelijk verondersteld pre-christelijk te zijn. Om de toespelingen te zien en te herkennen kun je dus soms wel wat hulp gebruiken. Die hulp biedt de Amerikaanse voorganger Fleming Rutledge. Ze is voorganger in de Episcopaalse Kerk in de V.S., en schreef het boek The Battle for Middle-Earth, waarin ze laat zien hoe Tolkien het bijbelse verhaal gebruikt als de dieptestructuur voor zijn epos. U zult begrijpen dat deze combinatie van theologie én In de ban van de ring mij deze zomer veel leesplezier heeft verschaft.
Maar graag deel ik ook iets van de vele rijke observaties die Rutledge doet. Want zij laat zien dat Tolkien’s boek veel meer is dan een verhaal van ‘goed’ tegen ‘kwaad’. Wie God niet als handelend persoon ontwaart in dit verhaal, zou het zo kunnen lezen. En zo zouden wij mensen ook vandaag de dag naar de wereld kunnen kijken. Als een plek waar sommige mensen ‘goed’ zijn, en anderen ‘slecht’. Overzichtelijk, dat is het wel. Maar niet in lijn met wat de Bijbel ons vertelt, noch over God, noch over de mens, noch over de kwade machten. Wat de aardbewoners betreft, laat Tolkien, zoals bijv. ook Paulus doet, steeds zien dat de vermeende ‘goede’ knap zelfvoldaan uit de hoek kan komen, en dat wie gelabeld werd als ‘slecht’ toch nobele dingen blijkt te doen.
Rutledge laat zien dat er voor Tolkien steeds drie actoren zijn, en geen twee. Naast de mensheid en de demonische machten van het kwaad, speelt God wel degelijk een beslissende rol als diepere en hogere Macht, die uitgaat boven de demonische machten die zich heel zichtbaar maken. Tolkien gebruikt daarvoor de lijdende vorm, die ook in het Nieuwe Testament wordt gebruikt en die we kennen als het passivum divinum, de ‘goddelijke’ lijdende vorm. Bekend is bijv. Openbaring 13: 7, waar het beest uit de zee ‘de strijd mocht aanbinden met de heiligen’ (NBV21) en ‘macht werd gegeven over elke stam, taal en volk.’ (HSV)
God is Degene die in control is. Dat is goed nieuws. Ook in de huidige tijd, waarin er zoveel gebeurt op het wereldtoneel en machten zich (demonisch) groot maken. Ja, soms is het gewoon heerlijk om vol overgave de waarheid uit te zingen dat Jezus Overwinnaar is en dat de machten van de hel weten Wie er regeert. Maar soms haal je die toonhoogte niet. Juist de subtiele manier waarop iemand als Tolkien laat zien hoe in een duistere wereld er tóch een hogere Macht is die actief handelt in deze wereld, helpt mij om anders te kijken, ook naar ónze tijd en wereld. Bijna aan het einde van In de ban van de ring lijkt alle hoop verloren. Gandalf, de machtige wijze, spreekt dan deze woorden tegen de grote legeraanvoerders van de mensen: ‘Ik hoop nog op victorie, maar niet door wapens.’ De hoop ligt bij twee kleine hobbits, die de ring van het kwaad proberen te vernietigen, waardoor Sauron, de kwade heerser van die dagen, ten onder zal gaan. Maar Gandalf zegt nog meer: ‘Er zijn andere kwade dingen die nog kunnen komen, want Sauron is zelf alleen maar een dienaar of afgezant. Het is echter niet aan ons om alle getijden van de wereld te beheersen, maar om te doen wat in ons vermogen ligt ter ondersteuning van de jaren waarin wij gesteld zijn, het kwaad in de velden die wij kennen met wortel en tak uitroeien, zodat zij die na ons komen een schone aarde hebben om te bewerken.’
Fleming Rutledge merkt hierbij op: ‘De lezer zal meteen zien hoe ter zake en hoe vreemd bevrijdend deze woorden zijn voor iedereen die ze hoort in onze wereld vandaag.
Veel mensen voelen zich verslagen als ze denken aan hun eigen kleinheid en onmacht in het licht van grote wereldgebeurtenissen. De christelijke blik op de geschiedenis geeft een eervolle plek aan elke persoon, precies op de plek en in de tijd waarin hij of zij gesteld is (let ook hier op de passieve vorm), zich inspannend niet voor zichzelf alleen, maar met toekomstige generaties in gedachten, vertrouwend op Degene in wiens handen ‘alle getijden van deze wereld zijn’. (…)’