Toen zei zij tegen Elia: Bent u bij mij gekomen om mijn zoon te doen sterven? En Elia zei: Zie, uw zoon leeft! (1 Koningen 17: 18 en 23)
Het lijkt allemaal zo goed te gaan met die weduwe in Zarfath. Sinds de komst van Elia maakt zij zich geen zorgen meer. De Heere vervult Zijn belofte: Het meel in de kruik verteert niet en de olie in de fles ontbreekt niet. Op zekere dag echter klopt de dood aan haar voordeur. Haar zoon wordt ziek en sterft. Dat is nu de tweede keer dat de dood in haar levenshuis komt. Eerst haar man, nu haar zoon.
Terwijl die weduwe in Zarfath haar dode zoon in haar armen houdt, moet ik denken aan die andere moeder, die ook bij het sterfbed van haar Zoon staat: Maria, de moeder van de Heere Jezus. Haar eerstgeboren Zoon, haar geliefde Kind sterft. Hij is slechts 33 jaar oud, nog in de kracht van Zijn leven. En toch: Hij sterft de meest verschrikkelijke dood, de vervloekte kruisdood.
U vraagt: waarom moet de Heere Jezus eigenlijk sterven? Waarom heeft Hij zo’n verschrikkelijk sterfbed? Het antwoord op dit vraag bevat voor ons een bijzondere troost: De Heere Jezus gaat op Zijn sterfbed liggen om ons op ons sterfbed bij te kunnen staan. Hij gaat sterven, om ons in ons sterven de reddende hand te kunnen bieden en ons te verlossen uit de macht van de dood.
Ondertussen houdt die weduwe wel haar dode jongen in haar armen. Zij zegt tegen Elia: Hoe heb ik het nu met u, man Gods? Bent u bij mij gekomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen en om mijn zoon te doen sterven?
De reactie van Elia is treffend. Hij gaat geen discussie aan. Hij verontschuldigt of verantwoordt zich niet. Hij zegt kort en krachtig tegen haar: Geef mij uw zoon!
Elia vertoont hier een prachtig beeld van de Heere Jezus Christus. Want de Heere Jezus strekt tijdens Zijn omwandeling op aarde ook Zijn handen uit naar ellendigen. En aan het kruis breidt Hij Zijn handen wagenwijd uit en laat Hij de nodiging horen: Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt.
Nadat Elia Zijn hart voor de Heere heeft uitgestort, doet hij iets, dat nog nooit iemand voor hem gedaan heeft. Elia strekt zich driemaal uit over dat kind en roept de Heere aan, en zegt: Heere, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem terugkomen.
Deze handeling komen wij later in de Bijbel opnieuw tegen. Ik lees b.v. in 2 Koningen 4 dat Elisa zich drie keer uitstrekt over de jongen van de vrouw uit Sunem. Daarbij past hij een soort mond op mond beademing toe. En in Handelingen 20 staat dat Paulus boven op de dode Eutychus gaat liggen.
Deze handeling van Elia doet mij denken aan het sterven van de Heere Jezus. Zoals Elia zich drie keer uitstrekt over deze dode jongen, zo heeft de Heere Jezus Zich drie dagen en drie nachten over de dood uitgestrekt. En dan gaat de Heere Jezus nog een stapje verder dan Elia. Elia ligt op de dood, maar Jezus ligt in de dood. En daarom valt er een bijzonder licht over de dood van deze jongen. Het licht van Pasen breekt in deze geschiedenis reeds door. Want de ziel van deze jongen komt weer in hem, zodat hij weer levend wordt.
Dit is de eerste keer dat de Bijbel ons de opwekking van een dode beschrijft. Het is gelukkig niet de laatste keer. Later lezen wij over de opwekking van de jongen uit Sunem, de jongeling van Naïn, het dochtertje van Jaïrus en Lazarus, de vriend van de Heere Jezus. En laten wij de allerbelangrijkste opwekking niet vergeten: Op de Paasmorgen wordt de Heere Jezus uit de doden opgewekt!
Want Pasen verkondigt ons: De Heere is waarlijk opgestaan!
Ds. H. J. van der Veen