‘Laat mij toch uw majesteit zien’. Exodus 33: 18
Kunnen we God leren kennen? Dat is een vraag die nog niet zo gemakkelijk valt te beantwoorden. Wanneer Mozes tijdens de woestijnreis voor Gods aangezicht komt, vraagt hij erom dat God zijn majesteit, zijn heerlijke karakter, zal tonen. Mozes wil God beter leren kennen. Gods antwoord aan Mozes is, dat hij in een rotsholte moet komen staan, waar God zelf voorbij gaat. Tegelijkertijd zegt God dan tegen Mozes, dat Hij zijn hand beschermend voor hem zal houden, totdat Hij voorbij is. De Here God is slechts ten dele te zien. Gods gezicht, zijn volledige wezen, is voor een mens niet te zien. In het Nieuwe Testament horen we de belijdenis, dat deze God zich heeft getoond in Jezus Christus.
In de werkgemeenschap van predikanten lezen en bespreken we het boek ‘Grote God, wij loven U, doordenken over Gods eigenschappen’, geschreven door dr. Jan Hoek. Het is een lezenswaardig boek, met vragen ter bespreking, bijvoorbeeld voor een gesprekskring. Graag deel ik enkele gedachten, die de schrijver in dit boek aanreikt met betrekking tot Gods karakter. God te leren kennen is te vergelijken met een adembenemende reis. Hoe langer we met Hem omgaan, hoe meer we de levende God leren kennen. De auteur somt zeven karaktertrekken van God op.
God is vol liefde. In zichzelf is Hij één en al liefde: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest hebben elkaar onderling lief. Als de Drie-enige God communiceert Hij in zichzelf. Deze drie-enige God heeft tegelijkertijd zijn schepselen lief. Dat blijkt met name in de zending van Zijn Zoon, Jezus Christus, in de wereld. God geeft zichzelf aan mensen, die niet naar Hem vragen: dat is liefde! Hij is eveneens vol goedheid. Zijn goedheid bewijst Hij met talloze gaven. Hij is barmhartig voor wie in nood is en geduldig voor wie heeft gezondigd. Deze goede God is ons vertrouwen waard, ook als we ongeluk en lijden ervaren. Heilig is deze God eveneens. Dat betekent dat Hij volstrekt ánders is. Hij is niet één van ons. Hij duldt de zonde niet. Hij toornt over de zonde. En Hij is tegelijkertijd gericht op verzoening. De levende God is ook onveranderlijk. Er is geen schaduw van omkeer bij Hem. Hij blijft trouw aan zichzelf. Hij blijft onverminderd gericht op zijn Koninkrijk. Tegelijkertijd spreekt de Schrift over Gods berouw. Kennelijk verandert Hij soms van gedachten om op een andere wijze zijn doel te bereiken. We leren deze God kennen als een almachtige God. Zijn almacht komt het beste tot uitdrukking in het hulpeloos Kind dat in de kribbe ligt en in de Heiland die lijdt en sterft aan het kruis. Dáár zien we dat ‘wat Gods liefde wil bewerken, ontzegt Hem zijn vermogen niet.’ Onze God is eenvoudig. In Hem is geen dubbelheid. Hij is werkelijk één en daarom door en door betrouwbaar. De laatste karaktertrek van God, die de auteur noemt, is dat Hij eeuwig is. De Here God is niet onderhevig aan onze grenzen van tijd. Hij is wel op onze tijd en geschiedenis betrokken. Hij is zelfs in Christus onze tijd en geschiedenis binnen gegaan. Deze eeuwige God is alomtegenwoordig: overal kunnen we Hem aanroepen, zoeken en vinden.
Hoe meer we deze levende God leren kennen, des te meer loven en prijzen we Hem:
Grote God, wij loven U,
Heer, o sterkste aller sterken!
Heel de wereld buigt voor U
En bewondert Uwe werken.
Die Gij waart ten allen tijd
Blijft Gij tot in eeuwigheid.