Grote blijdschap

‘En hij ging met hen de tempel in, lopend en springend en God lovend’ (Handelingen 3: 8)

Blij naar de wei! Misschien heb je het wel eens gezien. Koeien die na een lang verblijf in de stal, voor het eerst weer de wei in mogen. Een koddig gezicht. Al die dartelende dames die springend en huppelend rondjes draaien en sprintjes trekken!

Het heeft iets weg van die bedelaar, die tot ontzetting en verbazing van de omstanders, al springend en juichend, zomaar de tempel binnengaat. Je kunt dat hoogst opgepast vinden, maar ja… Gods Woord leidt wel tot meer vreemde capriolen. Denk maar aan dat kleine mannetje dat de boom in klimt om Jezus te zien.

Stel… we worden na zoveel weken weer toegelaten tot de kerkdienst.

Dat zal een vreugdedansje waard zijn, nietwaar? Dan buitelen we over elkaar heen van blijdschap… toch?

Toegegeven… dat gaat hem niet worden, want zó uitbundig zijn we nu ook weer niet! Wij westerlingen zijn eerder wat stijfjes, wat gereserveerd. Leven een beetje met de rem erop. We zingen wel: ‘Maar ‘t vrome volk in U verheugd, zal huppelen van zielenvreugd.’ Maar eerlijk gezegd, ik moet de eerste huppelende ziel in de kerk nog tegenkomen.

We klagen en mopperen liever. Als de kerk de toegang niet goed en eerlijk regelt, berg je dan maar. Dan is het hek van de dam. Ja, in de grazige weide kan het er ook best ruig aan toe gaan!

Hoe anders is het gesteld met onze invalide bedelaar. Die had net zijn 40-jarig jubileum gevierd als buitenkerkelijke (Handelingen 3: 2 en 4: 22). Hij zat daar wel bij de ingang van de tempel, maar had misschien nog nooit de tempel van binnen gezien. En hij zat er heus niet slechts één keer in de week, maar dag in dag uit!

Als je hem zag, zo geleund tegen de deurpost van de tempel, zou je de teleurstelling in zijn ogen zien. De hoop op betere tijden had hij al lang opgegeven. Van de preek in de tempel verwachtte hij het al lang niet meer. Hij verwachtte het alleen van de mensen en eigenlijk verwachtte hij het ook niet meer van de mensen, hij verwachtte het alleen van hun centen. Wat betekent ook die héle godsdienst als er toch geen antwoord is op zijn misère?

En ja, dan volgt die genezing.

Wonderlijk gebeuren! Als eerste dat bevel uit de mond van notabene Petrus: stá op en ga lopen! Daar zit geen woord Frans bij! Het zijn ook duidelijke werkwoorden. Dan zie je in een flits het leven van Petrus voorbij trekken en denk je: de eersten om je te helpen opstaan zijn zij die weten hoe het is om te vallen!

Sta op! Dat klinkt ook profetisch. Schemert hier al iets door van het bevel dat ééns zal klinken op de jongste dag? Profetisch is het in ieder geval dat wat de bedelaar doet.

Er staat: ‘En met een sprong stond hij overeind en liep rond.’

Die ‘sprong’ had Lukas toch wel weg kunnen laten? Niet dus! Het is namelijk de vervulling van die Oud Testamentische woorden uit Jesaja 35: 6: ‘Dan zal de kreupele springen als een hert.’ Woorden die ook Jezus overneemt.

Van vreugde opspringen. God heeft gesproken in zijn heiligdom, daarom zal ik van vreugde opspringen (Psalm 60).

Dat opspringen van vreugde komt alleen al in de Psalmen zo’n tien keer voor. Reden genoeg om ons nu vast te oefenen. Want die onbeschrijfelijke en onuitsprekelijke vreugde gaat er komen, vast en zeker!

Wie Christus kent, die springt vast een gat in de lucht. En als dát niet meer lukt, een vrolijk huppeltje mag ook! Desnoods tover je een glimlach op het gezicht. Want die ongekende blijdschap die zal en mag nu al gezien worden.