Hebt u Jezus lief?

‘Simon, zoon van Jona, hebt u Mij meer lief dan dezen?’  Johannes 21: 15-19

Jezus is Heer, de Almachtige. Hij wist dus precies hoe Petrus in elkaar zat, hoe hij zou struikelen en op een gegeven moment zelfs Zijn Heer zou verloochenen. In de hitte van de lijdensstrijd stapte Petrus terug, verborg zich tussen de coulissen. Stellig zweerde hij, meerdere keren en publiekelijk, onder zelfvervloekingen met luide stem: ‘Jezus? … Ik ken die mens niet!’ Desondanks had Jezus Petrus op het oog, Hij riep hem bij zijn naam tot discipel, tot naaste volgeling. Na het wonder van de visvangst op de zee van Tiberias zat Jezus met Zijn discipelen bij elkaar. Ze gebruikten samen de maaltijd. Jezus sprak Petrus aan en stelde hem een vraag: ‘Simon, heb je Mij lief?’  Petrus hoefde niet lang na te denken over het antwoord, hij reageerde meteen vol vuur: ‘Ja, Heer, zeker, U weet dat ik U liefheb.’ Jezus stelde de vraag echter opnieuw en weer antwoordde Petrus met hetzelfde antwoord. Voor de derde keer stelde Jezus dezelfde vraag. Petrus raakte nu van slag:  Geloofde zijn geliefde Meester hem dan niet meer? Trok Jezus dan de betrouwbaarheid van hem in twijfel? Hij voelde zich er erg verdrietig over. Maar toen Jezus Petrus in de ogen keek, zag Petrus dat Jezus wel wist welke grote liefde er in zijn hart brandde. Jezus gaf aan Petrus de opdracht: ‘Hoed Mijn schapen.’ Jezus vertrouwt het belangrijkste werk toe aan mensen die Hem hartelijk liefhebben, mensen die als ze naar zichzelf kijken vaak teleurgesteld zijn over de heiligheid in hun eigen leven. Petrus verloochende Jezus op een cruciaal moment. In een moment van ondoordachte geloofsijver kreeg hij zelfs van Jezus een keer toegeroepen dat hij moest zwijgen, omdat hij op die wijze een tegenstander van Gods plannen was. Maar dat hinderde Jezus absoluut niet om hem in te zetten in het hoeden van Zijn gemeente.

. . . . . . ( vul uw, vul jouw naam maar in), heb je Mij lief? Jezus stelt ons persoonlijk dezelfde vraag als die aan Petrus werd gesteld. Een vraag die eeuwig-leven-omvattend is. Want als deze vraag je niets zegt, als je geen echte liefde voor Jezus kent, dan is het van uiterst belang dat je je Schepper leert kennen. Hij is gestorven voor onze zonden, op zoek naar zondaren, op zoek naar mensen die teleurgesteld zijn over hun leven naar Gods richtlijnen en Hij biedt vergeving aan. Wacht dan niet tot er een beter moment komt, kies dan heden, terwijl je dit leest, wie je dienen zult. Stel het maar niet nog langer uit. En als je, net als Petrus, niet lang na hoeft te denken over deze vraag en spontaan kunt antwoorden met een hartelijk ‘Ja zeker Heere, U weet dat ik U liefheb’, weet dan dat zelfs de engelen in de hemel daarover blij zijn. Sta dan echter nog even stil in de nabijheid van Jezus. Stel Hem dan biddend de vraag: ‘Heere, wat wilt U dat ik doe?’. Als volgelingen van Jezus roept Hij ons op om vruchten voort te brengen. Een ieder naar de persoonlijk geschonken gaven. Er is veel verscheidenheid in die gaven. Gelukkig maar. Discipelschap start met persoonlijk gebed, start met dicht bij Jezus zijn, start met een liefdevolle relatie met je Schepper. Pas daarna zendt de Meester je uit, als een onderdeeltje van Zijn werk, onder Zijn schapen. Schapen die nog toegebracht moeten worden en schapen die al tot de kudde behoren. Zo leven wij als Gods kinderen met elkaar toe naar de wederkomst van Jezus. Daar zien we vol verwachting naar uit. Het discipel zijn, staat dan niet meer centraal, maar Jezus Christus, de Zoon van God.

G.C. Harrewijn