Heel Israël

En zo zal heel Israël zalig worden
(Romeinen 11: 26a)

Ik heb in mijn tuin een heel grote vijver gebouwd. In die vijver is een muur gemetseld, zodat de vijver in twee vakken is verdeeld. En in die twee vakken zwemmen allerlei soorten eenden. De eenden kunnen echter niet bij elkaar komen, want de muur is te hoog en de waterstand in de vijver is te laag. Bovendien zijn deze eenden geen hoogvliegers.
Welnu, zo is de verhouding tussen Israël en de volkeren. Israël zit in het ene vak en de volkeren in het andere vak. En tussen Israël en de volkeren staat die hoge scheidsmuur.
Er is nog geen sprake van eenheid. Integendeel, er zijn nog heel veel tegenstellingen.
Op het wereldtoneel staat het volk Israël bijna in alle opzichten alleen. Israël blijft een vreemde eend in de bijt. En de kerk en de synagoge verstaan elkaar nauwelijks.
Ondertussen heb ik met een zeil een deel van die vijver afgedekt. Als het dan gaat regenen, blijven de eenden, die in dat afgedekte vak van de vijver zitten, droog. En ja hoor, op zekere dag gaat het inderdaad regenen. Dagenlang. Onophoudelijk. Het water in het ene deel van mijn vijver stijgt. Het staat nu bijna aan de bovenrand van de muur. In het afgedekte deel van mijn vijver valt daarentegen geen druppel regen. Het water in dat vak staat nog net zo hoog als voor die plensbui.
Dat is nu de situatie vanaf de eerste Pinksterdag. God heeft Zijn Heilige Geest in Jeruzalem uitgestort. Een milde zegen daalt vanuit de hemel neer.
En sinds de uitstorting van de Heilige Geest zien wij twee dingen gebeuren.

1. Aan de ene kant komt er een rijke stroom van bekeringen op gang. Het vak, waarin de volkeren der aarde zich bevinden, stroomt vol. Door de verspreiding van het Evangelie komen duizenden mensen tot geloof en bekering. En de Heere gaat daar net zo lang mee door, totdat de volheid van de heidenen zal zijn ingegaan.
2. Ondertussen moet het volk Israël wachten op het moment, dat de laatste heiden tot bekering is gekomen. Want als het waterniveau in het vak van de heidenen tot aan de rand gestegen is, haalt God de bedekking over het vak van Israël weg, en laat Gods Geest het water ook in dat vak stijgen. Nadat de volle oogst uit de volkerenwereld is binnengehaald, zal de volle oogst uit het volk Israël worden binnengehaald. En zo zal heel Israël zalig worden.

Er gaat in de toekomst ongetwijfeld met Israël nog iets geweldigs gebeuren. De Kanttekeningen van de Staten Vertaling zeggen heel verrassend, dat het hier niet gaat over enige weinigen die tot bekering komen, maar over een zeer grote menigte ‘gelijk als de ganse Joodse natie!’ Als God op Zijn tijd de verharding van Israël wegneemt, zal Israël massaal tot bekering komen!
Israël zal in de toekomst de achterstand inhalen.
Er komt nog een geestelijke opwekking onder het volk der Joden. Of om het weer met het beeld van de vijver te zeggen: Het water in het vak van de wereld en het water in het vak van Israël zullen allebei boven die scheidsmuur uitstijgen, zodat de eenden in de vijver als één koppel zullen rondzwemmen.
En op die dag zal het loflied, dat in Romeinen 11 vers 36 staat, zowel door de godvrezende Joden als door de bekeerde heidenen gezongen worden: “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen” Naar dat moment zie ik met een reikhalzend verlangen uit. Want zo zal heel Israël zalig worden.