Hemelse wiskunde

(Lucas 15: 4-10)

De bekende gelijkenis van de verloren zoon wordt door twee andere gelijkenissen ingeleid. Twee mini-gelijkenissen. De eerste gaat over een herder met 100 schapen. Hij houdt van alle 100, maar als er één schaap weg is, laat hij de 99 even achter, om dat ene schaap te zoeken. Hier vinden wij zoiets  als hogere wiskunde. Op een gegeven moment is 1 méér dan 99. Het is een van de mooie kanten van de Bijbel, dat de enkeling zo belangrijk is. God rekent niet in grote massa’s, maar in personen.

In de wereld is dat juist andersom. Als één sportman niet met de rest mee kan komen, valt hij af. Maar bij de God van Israël is elk in tel. Dat ene verloren schaap wordt gemist, en dáár gaat de herder achteraan. Dat mogen wij steeds voor ogen houden: Hij kent mij; Hij heeft mij in het oog en op het hart, Hij wil ook mijn Herder zijn. En dan de tweede gelijkenis. Over een vrouw, die tien munten heeft. Dat is haar hele bezit. En dan raakt ze er één kwijt. Eén muntje, maar wel 10% van al haar geld. En wat doet ze dan? Zoeken. Eerst steekt ze een lamp aan. Ook dat is armoede, want ze woont kennelijk in een hutje waar het donker is: geen ramen (te duur) en een kleine deuropening. En dan vegen, met een bezem van palmbladeren. De vloer is ruw (aangestampte aarde of rotsachtig); er blijft gauw iets liggen in groeven of kieren. Als je veegt, raakt dat wat los. Misschien hóór je wat, een geluid van metaal op de harde grond. Nee maar, dáár is de verloren munt!

Twee gelijkenissen. Ze bedoelen allebei hetzelfde: ieder mens is belangrijk voor God. En toch is die tweede gelijkenis niet een overbodige herhaling. In de eerste gelijkenis valt de nadruk op het verlorene. Als de herder er niet in slaagt voor de nacht het schaap te vinden, zullen de roofdieren het vinden. Van het vinden van de herder hangt het leven van het schaap af. In de tweede gelijkenis ligt het iets anders. Die munt zal er niet veel van merken of hij weer terugkomt bij de vrouw. Als die vrouw zucht, is dat niet uit medelijden met die verloren munt, maar omdat ze die munt niet kan missen.

Een verschil in nuance. In de eerste gelijkenis zegt Jezus: ‘Wij kunnen God niet missen’. Zonder God zijn wij verloren. In de tweede gelijkenis zegt Jezus: ‘God kan ons niet missen’. Dat klinkt vreemd, maar het staat er echt: God zoekt mij, omdat … Hij mij niet missen wil!

Ongelofelijk! Maakt God zich werkelijk druk om een mens? Onze westerse wereld is rijker dan ooit, maar hoe staat het met de waarde van één mens? Sommigen vragen zich af: wat stelt mijn leven voor?

Maar dan is dit het mooie: het Evangelie is het Evangelie van de Persoon. De Persoon van de Zaligmaker die persoonlijk contact met ons zoekt. Hij moest door Samaria gaan om die ene vrouw bij de bron te ontmoeten (Johannes 4: 4). Hij offert Zijn nachtrust op om die ene Farizeeër te woord te staan (Johannes 3). Hij haalt de enkeling uit de massa tevoorschijn (Zacheüs). Het heil heeft enkeling-karakter.

Alleen door het geloof kunnen wij die hogere wiskunde leren. Zoals Augustinus zei:

‘Als alle mensen op aarde rechtvaardig en goed geweest waren, en er was maar één mens die een zondaar was, dan zou Christus evengoed gekomen zijn om hetzelfde werk te doen en om hetzelfde kruis te dragen, alléén voor die ene mens, alleen om die ene mens te redden, zozeer heeft Hij iedere enkeling lief.’

‘Onder miljoenen heeft hij ook mij in ’t oog’.