Het breken van het brood

En zij volhardden in het breken van het brood.
Handelingen 2: 42

De gemeente in Jeruzalem heeft na Pinksteren blijkbaar regelmatig het Heilig Avondmaal gevierd. In Handelingen 2 lezen wij dat zij volharden in het breken van het brood. In de uitdrukking ‘het breken van het brood’ vallen mij twee dingen op:

1. Het breken van het brood is een teken van eenheid.
In gedachte neem ik u graag mee naar de Avondmaalstafel.
Op tafel ligt één ronde bol brood. En van dat éne brood worden telkens weer stukjes brood afgebroken. En al die stukjes brood vormen samen toch een eenheid.

Dat éne brood is een prachtig beeld voor de eenheid van de gemeente.
Het Avondmaalsformulier verwoordt dat zo:
‘Eén brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, omdat wij allen één brood deel-achtig zijn’. Want uit vele graankorrels wordt immers één en hetzelfde meel ge-malen en één brood gebakken.
En zo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof in Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde samen één lichaam vormen, omwille van Christus, onze geliefde Zaligmaker, die ons tevoren zo bijzonder heeft liefgehad.’

2. Het breken van het brood is een heenwijzing naar het gebroken lichaam van de Heere Jezus. Paulus zegt in 1 Korinthe 11: ‘Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis.’
Het is goed dat wij ons daar tijdens de viering van het Heilig Avondmaal van bewust zijn. ‘Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus. Want zo dikwijls als wij van dit brood eten, worden wij herinnerd aan en verzekerd van Gods hartelijke liefde en trouw voor ons, omdat wij anders de eeuwige dood moeten sterven.’

In het woord ‘brood’ liggen eveneens twee gedachten opgesloten:
1. Het brood wijst ons allereerst op onze geestelijke honger. Wij moeten ons met het oog op de viering van het Heilig Avondmaal de vraag stellen: ‘Heb ik een honger naar Christus en verlangt mijn hart ook naar het geestelijke voedsel, dat Christus uitdeelt?’ Als ik geen honger naar Christus heb, moet ik niet aan de viering van het Heilig Avondmaal deelnemen. Ik zal dan eerst de Heilige Geest moeten vragen om mij hongerig te maken. Want aan de Avondmaalstafel worden alleen hongerige zielen gevoed!

2. Het brood wijst ons vervolgens op ons geestelijke voedsel. Tijdens de viering van het Heilig Avondmaal zegt de Heere Jezus tegen ons: ‘Ik ben het brood des levens!’ Zondag 28 van de Heidelbergse Catechismus verwoordt het zo:

‘Zo zeker als het brood voor mijn ogen gebroken wordt,
zo zeker is het lichaam van de Heere Jezus aan het kruis gebroken.

Zo zeker als mij het brood aangereikt wordt,
zo zeker wordt mij de Heere Jezus aangereikt.

Zo zeker als brood mijn tijdelijke honger wegneemt,
zo zeker neemt de Heere Jezus mijn geestelijke honger weg.’

Ik wens u een gezegende Avondmaalszondag!

Ds. H.J. van der Veen