Het geloof van Jezus Christus

‘… namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen die geloven; want er is geen onderscheid’ (Romeinen 3: 22 SV).

Afgelopen maandag, tijdens de leeskring waarop we het werk van de Britse theoloog Tom Wright bespreken, ging het over de betekenis van de uitdrukking ‘gerechtigheid van God’. Paulus spreekt hier, vooral in zijn brief aan de Romeinen, regelmatig over. En het is in de (reformatorische) kerkgeschiedenis een kernbegrip geworden, vooral door Maarten Luther. Zijn ontdekkingen op dit punt in de Romeinenbrief omschrijft hij als het opengaan van de poort naar het paradijs. Hij leefde met het idee dat Gods gerechtigheid betekende dat Hij zondaars straft, en hij kwam voortdurend tot de conclusie dat hij, ondanks zijn onberispelijke levensstijl als monnik, tekort bleef schieten, en die straf hem dus niet zou ontgaan. Luthers ruimte ontstond door een exegetische ontdekking. Hij bleef, zegt hij zelf, ‘bij Paulus op de deur bonzen’. Naar goed reformatorisch gebruik zijn bijbelwetenschappers dat blijven doen.

Onder hen ook Tom Wright. Samen met anderen heeft hij dat begrip ‘gerechtigheid van God’ vooral leren begrijpen vanuit de wortels ervan in het Oude Testament, en de nadruk gelegd op de context van het verbond. Gods gerechtigheid is geworteld in Zijn verbondstrouw. Als Rechter is Hij betrouwbaar, en zal Hij een rechtvaardig oordeel vellen, waardoor, zo geloofde Israël, dit volk ‘gerechtvaardigd’ zou worden, in het gelijk gesteld, in het geding dat ze hadden aangespannen tegen de heidense volken die hen voortdurend dwars zaten en onderdrukten.

Maar gaandeweg vergat Israël dat het verbond met Israël van Godswege niet alleen goed nieuws moest betekenen voor dát ene volk, maar óók voor de ándere volken, waarvoor Israël een licht in de wereld moest zijn. Maar dat gebeurde niet… De reddingsboot voor de volken leed zelf schipbreuk. Of anders gezegd: Jood en heiden zitten in hetzelfde schuitje, en worden aangeklaagd door de wet die vaststelt: allen zijn in de macht van de zonde.

Dat is de schets die Paulus geeft in Romeinen 3: 1-20. De Rechter is betrouwbaar. Aan de ‘gerechtigheid van God’ hoeven we niet te twijfelen. Hij zal een eerlijk oordeel vellen. En zowel Israël als de andere volken (3: 9) staan in de beklaagdenbank, aangeklaagd door de wet als zondige ‘doelmissers’. Maar hoe moet het dan met het verbond, met Gods reddingsplan voor Israël én de volken?

In Romeinen 3: 21 staat een prachtige wending: ‘Maar nu!’ Ondanks de wet, die een terechte aanklacht overeind houdt tegenover Jood en heiden, is tóch Gods gerechtigheid, zijn verbondstrouw zichtbaar geworden! Hoe dan? Nou, dat staat in vers 22. Wat mij betreft een kerntekst om met ons mee te nemen op weg naar de Stille Week en Pasen. En opvallend genoeg troffen we maandag de meest acurate vertaling aan in de oude Statenvertaling. Zowel de onder ons gebruikte HSV en NBV’21 vertalen dat Gods gerechtigheid zichtbaar is geworden door het geloof in Christus. Maar zeer terecht vertaalden al lang geleden de Statenvertalers ‘het geloof van Christus’.
Een vreemde uitdrukking, op het eerste gezicht. Alsof Jezus in zichzelf geloofde of zoiets. Nee, het woord wat Paulus gebruikt kun je ook vertalen met ‘trouw’ of ‘betrouwbaarheid’: de trouw van de Messias.

En dat plaatst de grond van ons heil volledig búiten ons. Het eerste dat gaat gelden is niet eens óns geloof in Jezus Christus.
Het allereerste dat geldt is Zíjn trouw. Dat God trouw blijft aan Zijn verbond, aan Zijn missie voor Israël en de volken, dat wordt zichtbaar in de trouw van de Messias Jezus. Achter dat woord doemt Zijn hele Via Dolorosa op, uitlopend op het kruis, dat straalt in het licht van Pasen. Zijn trouw staat als een huis.
Dat zijn bewezen heils-feiten. Door de trouw van Jezus Christus is de toekomst zeker. Hij deed wat Israël niet was gelukt, om over ons als heidenen van huis uit maar te zwijgen. En dat is, schrijft Paulus, ‘tot allen die geloven’. Iedereen, Jood of heiden, mag daar zonder onderscheid zijn voordeel mee doen door erop te vertrouwen dat deze gekruisigde inderdaad de Overwinnaar is geworden, omdat Hij trouw bleef, dwars door de dood heen. Deze vertaalkeuze van de Statenvertalers houden ze ook vol in vers 26, waar alle lijnen samenkomen.
‘Tot een betoning van Gods rechtvaardigheid (Zijn trouw aan zijn verbond en missie) in deze tegenwoordige tijd; opdat Hij rechtvaardig zij (God houdt Zijn woord) én rechtvaardigende hem (of haar) die uit het geloof van Jezus is.’
De Messias is trouw gebleken. Heerlijk om ons daarover de komende weken weer intens te mogen verwonderen en verheugen. Dat is vaste grond in woelige tijden.

Ds. Michiel Vastenhout